Kan wettelijke handelsrente verschuldigd zijn over een geldlening? Die vraag doet zich voor in een procedure die wij voor een van onze cliënten hebben gevoerd, waarbij twee vennootschappen een overeenkomst van geldlening hebben gesloten, waarbij contractuele rente was overeengekomen. Wij hebben in die procedure wettelijke handelsrente gevorderd over het bedrag aan contractuele rente dat is verschuldigd op grond van een overeenkomst van geldlening. Het hof heeft deze vordering toegewezen. De vraag of dit correct is, ligt nu voor aan de Hoge Raad.
Allereerst een korte uitleg over het begrip wettelijke handelsrente. Naast wettelijke rente, welke rente is verschuldigd indien een schuldenaar toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis tot betaling van een geldsom, kent ons Burgerlijk Wetboek in artikel 6:119a wettelijke handelsrente. De wettelijke handelsrente is van toepassing op handelstransacties en de rentevoet van de wettelijke handelsrente is aanmerkelijk hoger dan van de ‘gewone’ wettelijke rente.
De wederpartij is in cassatie gegaan tegen voornoemd arrest van het hof. Dat wil zeggen dat de zaak is voorgelegd aan de Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege. Zij is daarbij, onder meer, opgekomen tegen het oordeel over de verschuldigdheid van wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW). De Hoge Raad zal nu moeten oordelen over de vraag of een overeenkomst van geldlening binnen de reikwijdte van artikel 6:119a BW kan komen.
Inmiddels hebben wij de conclusie van de Advocaat-Generaal (AG) ontvangen, een advies aan de Hoge Raad. Daarin is overwogen dat artikel 6:119a BW is ingevoerd ter implementatie van Richtlijn 2000/35/EG en dat, nu in de Richtlijn zelf niet is aangegeven of zij van toepassing is op geldleningen, er sprake moet zijn van een richtlijnconforme interpretatie. De AG meent dat een richtlijnconforme interpretatie van artikel 6:119a BW meebrengt dat deze bepaling ook van toepassing is op rentebetalingen uit hoofde van een geldlening. Dat betekent voor onze zaak dat onze cliënten recht hebben op wettelijke handelsrente over de niet (tijdig) betaalde aflossing en rentebetalingen voorvloeiende uit de overeenkomst van geldlening.
In de feitenrechtspraak, dat wil zeggen bij de lagere rechters, is de vraag of wettelijke handelsrente verschuldigd kan zijn over een geldlening een aantal keer aan de orde geweest en daarover is verschillend geoordeeld. De Hoge Raad heeft met zijn arrest van 26 februari 2016 al wel geoordeeld dat artikel 6:119a BW niet alleen toepasselijk is op handelstransacties waarvoor een factuur wordt opgemaakt, maar ook op handelstransacties in het kader waarvan geen factuur maar een gelijkwaardig betalingsverzoek wordt verzonden.
Of dat ook geldt voor een overeenkomst van geldlening zal moeten worden afgewacht. Wij verwachten de uitspraak van de Hoge Raad in het najaar, waarna dit artikel een vervolg zal krijgen. Het is aan te bevelen om in soortgelijke situaties altijd (primair) wettelijke handelsrente te vorderen, nu dat aanzienlijk kan schelen ten opzichte van de wettelijke rente.
Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Leoni van Westen.
procesvoering
onderneming en aandeelhouders, wegtransport, ondernemingsrecht
procesvoering, aanbestedingen, onderneming en overheid
faillissementen en herstructurering
huur (contract en ontruiming), onderneming en aandeelhouders
scheepvaart, wegtransport, procesvoering, onderneming en aandeelhouders
arbeidsrecht en medezeggenschap
procesvoering, onderneming en aandeelhouders, vastgoed
onderneming en overheid
franchise, distributie en agentuur, contractenrecht, huurrecht
luchtvaart, commerciële contracten, onderneming en aandeelhouders
procesvoering, huur (contract en ontruiming), incasso, onderneming en aandeelhouders
faillissementen en herstructurering, onderneming en aandeelhouders
commerciële samenwerkingen,
overnames en arbeidsrecht
onderneming en aandeelhouders, faillissementen en herstructurering
procesvoering