Handelsvorderingen als zekerheid voor bedrijfsfinanciering
Een zeer groot percentage van de MKB ondernemingen (cijfers 2022; 82%) heeft een financiering bij een bank. Vanzelfsprekend wil een financierende bank zekerheid dat het verstrekte krediet wordt terugbetaald. Een belangrijke vorm van zekerheid is het verstrekken van een pandrecht op handelsvorderingen. Volgens de wet is verpanding van vorderingen mogelijk als een vordering overdraagbaar is.
Overdraagbaarheid van vorderingen
Het uitgangspunt van de wet is dat alle vorderingen overdraagbaar zijn – en dus ook verpandbaar – tenzij de aard van de vordering of de wet het verbiedt. Een voorbeeld van een onoverdraagbare vordering is bijvoorbeeld de NOW subsidie. Deze subsidie was bedoeld om werkgevers in staat te stellen werknemers in vaste dienst te houden. Het was als het ware een tegemoetkoming op het loon van de werknemer. De subsidie is daarmee voor de werknemer bedoeld en dan is deze subsidievordering naar haar aard onoverdraagbaar en de werkgever kan de NOW vordering niet aan een derde overdragen. Daarmee is de NOW vordering ook niet vatbaar voor verpanding.
Overdraagbaarheid uitsluiten
In het economisch verkeer is er nog een belangrijke categorie van onoverdraagbare vorderingen; dat zijn de vorderingen waarvan partijen zelf zijn overeengekomen dat een vordering niet overdraagbaar is. Veel partijen zijn zich er vaak niet van bewust dat een vordering niet overdraagbaar is. De onoverdraagbaarheid blijkt dan te zijn opgenomen in de op de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden.
Waarom overdraagbaarheid en verpanding uitsluiten?
Als een vordering wordt overgedragen of verpand kan er onduidelijkheid ontstaan aan wie moet worden betaald. Ook is het mogelijk dat een betaling net een mededeling om aan een ander te betalen heeft gekruist of dat de melding dat aan een ander moet worden betaald zelfs helemaal wordt gemist. Gevolg kan zijn dat wordt betaald aan een schuldeiser, terwijl de vordering aan een derde is overgedragen. Er wordt dan betaald aan het verkeerde adres en de schuldenaar loopt het risico dat hij nog een keer moet betalen. Of dit goede redenen zijn de overdraagbaarheid van een vordering uit te sluiten is de vraag, maar veelal hebben partijen geen keuze, zeker niet als de onoverdraagbaarheid is opgenomen in algemene voorwaarden.
Gevolgen van onoverdraagbaarheid van vorderingen
Als een vordering niet kan worden overgedragen, kan de vordering evenmin worden verpand. Dit heeft gevolgen voor de mogelijkheid van een onderneming om financiering van een bank te krijgen. In de inleiding is opgenomen dat een grote meerderheid van het MKB een financiering heeft bij een bank. Voor de omvang van de financiering en de prijs van de financiering (risico-opslag) maakt het verschil of een onderneming vorderingen (tot zekerheid voor het terugbetalen van de bank) kan verpanden of niet. Een eenvoudig rekenvoorbeeld: als een bank bereid is tot 50% van het debiteurensaldo te financieren, heeft een onderneming met een debiteurensaldo van 500 een leencapaciteit van 250. Als bij dezelfde onderneming 20% van de handelsvorderingen niet vatbaar is voor verpanding, zal de bank die vorderingen niet meetellen als zekerheid. Het te verpanden debiteurensaldo is dan nog maar 400 en de leencapaciteit daalt tot 200. Een andere vorm van bedrijfsfinanciering is factoring. Dan wordt de vordering direct overgedragen aan een factormaatschappij. Deze vorm van financiering is niet mogelijk als partijen zijn overeengekomen dat een vordering onoverdraagbaar is.
Ondernemingen hebben er dus belang bij dat er zo min mogelijk beperkingen zijn op de overdraagbaarheid (en verpandbaarheid) van vorderingen.
Wet opheffing verpandingsverboden
De nadelen van een verpandingsverbod zijn al langer bekend en de overheid heeft zich tot doel gesteld de financieringen op basis van handelsvorderingen te verbeteren. De gedachte is dat opheffing van verpandingsverboden het MKB tot € 1 miljard extra financieringsruimte oplevert. Dit zou kunnen leiden tot een investeringsimpuls. Al in 2018 is de internetconsultatie over het voorontwerp van de Wet opheffing verpandingsverboden gestart. Diverse marktpartijen hebben op voorontwerp van de wet gereageerd. In juni 2020 is een wetsvoorstel bij de 2e kamer ingediend en op 11 juni 2024 heeft de 2e kamer het wetsvoorstel aangenomen. Op 4 maart jl. is het wetsvoorstel door de 1e kamer aangenomen.
Nieuwe regeling
Aan art. 3:83BW worden 2 nieuwe leden toegevoegd waarin wordt bepaald dat uitsluiting van overdraagbaarheid en verpandbaarheid van geldvorderingen op naam voortkomend uit de uitoefening van een beroep op bedrijf niet mogelijk is. Enkele vorderingen zijn wettelijk uitgezonderd van de wet en voor die vorderingen blijft het mogelijk overdracht of verpanding uit te sluiten. Denk bijvoorbeeld aan het saldo van een g-rekening. Contractuele bedingen met die strekking zijn nietig. De verwachte datum van inwerkingtreding is 1 juli 2025. Vanaf deze datum geldt de nietigheid voor nieuwe bedingen. Voor bestaande afspraken is er een korte overgangsperiode. Oude bedingen zijn vanaf 3 maanden na de inwerkingtreding van de wet nietig.
Legeboedelproblematiek
De opheffing van verpandingsverboden heeft een belangrijk effect op de afwikkeling van faillissementen. Het is een probleem dat in veel faillissementen er geen of onvoldoende actief beschikbaar is om de kosten van de curator voor het uitvoeren van wettelijke taken (rechtmatigheidsonderzoek) te voldoen. Op dit moment is in veel faillissementen de opbrengst van niet verpandbare vorderingen een belangrijke bron van inkomsten. Uit deze inkomsten kunnen de kosten van het faillissement (mede) worden betaald. Het wetsvoorstel neemt de beperking van verpandingen weg en dit leidt er toe dat er minder actief in een faillissementsboedel vloeit. De legeboedelproblematiek neemt daardoor toe. Hoewel wordt erkend dat de legeboedelproblematiek dringend is en dat het wetsvoorstel invloed zal hebben op de legeboedelproblematiek, wordt er geen oplossing aangereikt. De oplossing zou moeten komen uit andere lopende onderzoeken en daaruit volgende maatregelen. Het ingeschatte voordeel van verruiming van financieringen in het MKB wordt groter geacht dan dit nadeel. Voor de curatoren die nu in een lege boedel werkzaamheden moeten verrichten waarvoor geen vergoeding wordt betaald, is dit wrang.
Op zoek naar een advocaat ondernemingsrecht?
Wilt u meer weten over de Wet opheffing verpandingsverbod? Neem gerust contact op met Rob Steenhoek van LVH Advocaten. Hij is gespecialiseerd in insolventie- en ondernemingsrecht en helpt u graag verder.