Over de Auteurs: Jamie Janssen

Is er een ontsnappingsroute voor bedrijven die de contractuele vergoeding willen vermijden bij het overnemen van uitzendkrachten? Vaak moeten uitzendkrachten een minimum aantal uren werken voordat ze kosteloos kunnen worden overgenomen door de inlener. Eerder overnemen leidt doorgaans tot een contractuele vergoeding. Een schildersbedrijf dacht  een manier te hebben gevonden om onder deze vergoeding uit te komen.

In de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 18 december 2024 staat de voornoemde situatie centraal. Wat is er precies aan voorafgegaan?

Uitzendovereenkomsten

Uitzendbureau BaanMeesters (mede handelend onder de naam SchilderMeesters) sluit op 10 december 2021 een uitzendovereenkomst met schildersbedrijf A. Op deze overeenkomst is een minimale inleentermijn van 1750 uur overeengekomen. De algemene voorwaarden van SchilderMeesters zijn tevens van toepassing verklaard.

De uitzendkracht neemt in juli 2022 ontslag, nadat hij 908 uur had gewerkt op basis van voornoemde overeenkomst. Op 1 augustus 2022 treedt de uitzendkracht in dienst van schildersbedrijf B.

Schildersbedrijf A en B hebben geen juridische relatie met elkaar, maar de bestuurders zijn wel dezelfde. Bovendien zijn beide ondernemingen gevestigd op hetzelfde adres.

Op 21 juli 2023 wordt voorgaande constructie herhaald: SchilderMeesters sluit een inleenbevestiging met schildersbedrijf B, onder voorwaarde van een minimale inleentermijn van 2080 uur. Ook op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing verklaard.

De uitzendkracht treed in januari 2024 in dienst van schildersbedrijf A, nadat zij 725,25 uur op basis van de uitzendovereenkomst heeft gewerkt.

Oordeel kantonrechter

BaanMeesters stapt naar de rechter en vordert  een vergoeding van de niet-gewerkte uren, vermeerderd met 25% over het uurtarief. Schildersbedrijf A stelt dat er tussen haar en schildersbedrijf B geen groeps- of dochterverhouding bestaat, waardoor de uitzendkracht bij schildersbedrijf B in dienst mocht treden.

De kantonrechter veegt de redenatie van schildersbedrijf A echter van tafel. Hoewel er formeel gezien geen groeps- of dochterverhouding tussen de ondernemingen bestaat, hebben beide vennootschappen dezelfde bestuurders/aandeelhouders en zijn zij op hetzelfde adres gevestigd. Daarmee zijn de ondernemingen zodanig gelieerd dat zij over en weer afspraken kunnen maken over het ‘doorschuiven’ van personeel om te ontkomen aan de contractuele vergoedingen.

Dit alles leidt tot de conclusie dat de vorderingen van BaanMeesters grotendeels toegewezen kunnen worden. De kantonrechter veroordeelt schildersbedrijf A tot betaling van € 20.961,58, vermeerderd met de proceskosten van € 2.745,22.

Geconcludeerd kan worden dat dit zogenoemde ‘muizengaatje’ niet het gewenste effect heeft gehad voor het schildersbedrijf.

Informatie?

Wilt u uitzendkrachten of gedetacheerde werknemers in dienst nemen en wordt u daarbij contractueel beperkt? Laat u dan adviseren over de mogelijkheden door Jamie Jansen en Richard Ouwerling arbeidsrechtspecialisten bij LVH Advocaten.

Categorieën: berichten, nieuws, PersoneelLabel: