Voor faillietverklaring is vereist dat een schuldenaar verkeert in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Er kan slechts sprake zijn van een dergelijke toestand als er meer dan één schuldeiser is (de zgn. pluraliteit van schuldeisers). Op 25 mei 2018 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de situatie waarin een schuldenaar hoger beroep heeft ingesteld tegen zijn faillietverklaring met de stelling dat hij inmiddels met schuldeisers betalingsregelingen heeft getroffen.
Casus over voorwaarden faillietverklaring en toestand van opgehouden hebben met betalen
De Rabobank heeft het faillissement aangevraagd van een schuldenaar. De rechtbank heeft de schuldenaar in staat van faillissement verklaard. Daarbij is vastgesteld dat de schuldenaar verkeert in een toestand dat hij heeft opgehouden met betalen.
De schuldenaar is in hoger beroep gegaan. Hij voerde aan dat hij met een groot aantal schuldeisers een betalingsregeling heeft getroffen en dat schuldeisers met wie geen regeling is getroffen (met uitzondering van de Rabobank) volledig zullen worden voldaan. Dit alles onder het voorbehoud dat het Hof het faillissement vernietigt. Bedragen zouden voldaan kunnen worden, omdat zijn zuster bereid was om een schenking te doen.
Het Hof heeft gecontroleerd of er daadwerkelijk regelingen waren getroffen met schuldeisers en of de benodigde gelden daadwerkelijk beschikbaar waren. Dat bleek het geval te zijn. Het Hof kwam op basis daarvan tot het oordeel dat steunvorderingen volledig of volgens de overeengekomen regelingen worden voldaan en dat van overige steunvorderingen niet summierlijk is gebleken. Daarom was volgens het Hof niet voldaan aan de vereisten voor faillietverklaring en vernietigde hij het vonnis van de rechtbank.
Arrest Hoge Raad over voorwaarden voor faillietverklaring
De Rabobank is in cassatie gegaan. Zij voerde aan dat steunvorderingen ten tijde van het arrest van het Hof nog bestonden, aangezien deze pas zouden worden voldaan na vernietiging van het faillissement door het Hof. De Hoge Raad volgt de opvatting van de Rabobank. De steunvorderingen bestonden nog op het moment van de beslissing op de faillissementsaanvraag en daarom is voldaan aan het pluraliteitsvereiste. Het oordeel van het Hof is dus onjuist.
Hieraan voegt de Hoge Raad nog toe dat het bestaan van meer schulden evenwel slechts een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde is om aan te nemen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient daarom steeds te worden onderzocht of een dergelijke toestand bestaat. Het Hof was niet toegekomen aan beantwoording van die vraag. Dit zal bij terugverwijzing alsnog moeten worden onderzocht. De Hoge raad voegt daar nog aan toe dat in dit verband van belang is dat de schuldenaar de vordering van de aanvrager, die hij niet betwist, niet voldoet. Dat kan er op wijzen dat hij in de toestand van te hebben opgehouden met betalen verkeert.
Betrek ook de aanvrager van het faillissement in de betalingsregeling
Een schuldenaar die aan crediteuren een regeling aanbiedt om een faillissement af te wenden doet er dus goed aan om ook te trachten de aanvrager in de regeling te betrekken. Als het de rechter op het moment van de behandeling blijkt dat met alle schuldeisers (inclusief aanvrager) een regeling is getroffen heeft hij geen reden om een faillissement uit te spreken of in stand te laten.
Informatie
Hebt u vragen over dit artikel dan kunt u contact opnemen met Peter de Graaf.