Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

De rechtbank Rotterdam heeft de Autoriteit Consument en Markt gelijk gegeven in een procedure die ging over de door Hellevoetsluis aan ligplaatshouders berekende tarieven. De ACM meende naar aanleiding van een klacht dat in 2015 sprake zou zijn geweest van te lage tarieven, en daarmee van concurrentievervalsing. Commerciële uitbaters van jachthavens, meer in het bijzonder de Marina Hellevoetsluis, zouden daardoor benadeeld zijn.

 

Het wettelijk kader

Sinds de inwerkingtreding van de Wet Markt en Overheid dienen overheidsorganisaties zodanige prijzen voor economische activiteiten vast te stellen dat deze activiteiten ten minste kostendekkend zijn. Dat betekent dat alle kosten, zowel de directe kosten als de indirecte kosten, worden doorberekend in de prijs van het product. Dit is geregeld in artikel 25i van de Mededingingswet en wordt aangeduid als de verplichting tot doorberekening van de integrale kosten.

Het geschil

Het geschil tussen Hellevoetsluis en de ACM spitst zich toe op de vraag welke indirecte kosten moeten worden doorberekend. Volgens de gemeente Hellevoetsluis heeft de ACM ten onrechte de kosten van de haveninfrastructuur betrokken bij de kostprijsberekening van de exploitatie van ligplaatsen in boxen. De kades, bruggen en sluizen hebben een openbaar karakter en betreffen publieke infrastructuur. Het onderhoud en de instandhouding van de haveninfrastructuur is aan eiser opgedragen en betreft bij uitsluiting een overheidstaak, aldus de gemeente Hellevoetsluis.

Hellevoetsluis had de kosten van deze overheidstaken dus ook niet meegenomen in de berekening van de kostprijs. Daar zit natuurlijk wel iets in. Hellevoetsluis had dit betoog ook al bij de ACM gebruikt, maar de ACM vond dat toch de helft van die kosten moesten worden meegenomen. Op naar de rechter dus.

 

De beslissing

De rechter volgde Hellevoetsluis ook niet in de redenering dat de kosten van deze specifieke overheidstaak buiten beschouwing moeten worden gelaten en oordeelt als volgt. De gebruikers van de ligplaatsen kunnen hun box niet invaren als er geen bruggen, kades en sluizen zijn. Er is dan ook sprake van enig verband tussen de kosten van de infrastructuur en de exploitatie van de ligplaatsen in boxen. Dat is voldoende om te concluderen dat deze kosten terecht zijn meegerekend, aldus de rechtbank.

 

Commentaar

Of de rechtbank het bij het rechte eind heeft zal in hoger beroep blijken. De beslissing is nogal kort door de bocht en voelt in ieder geval niet goed. Het beheer van vaarwegen behoort tot het reguleren van het gebruik van de openbare ruimte, en dat is een typische overheidstaak. De in de wet opgenomen verplichting tot kostendoorberekening is daarop niet van toepassing. De minister is bij de behandeling van het wetsvoorstel ook specifiek ingegaan op de exploitatie van ligplaatsen. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de verplichting tot doorberekening van kosten niet geldt, indien het algemeen belang naar het oordeel van de gemeente hieraan in de weg staat. En hier doet zich een situatie voor dat deze kosten naar het oordeel van Hellevoetsluis niet doorgerekend zouden moeten worden.

De gemeente Hellevoetsluis heeft in hoger beroep dus zeker een kans om de beslissing van de ACM van tafel te krijgen.

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op telefoonnummer 010 – 209 27 77 of per e-mail info@lvh-advocaten.nl.

 

Categorieën: berichten, nieuws