Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

Eerder heb ik over de Nederlandse Franchise Code (NFC) geschreven en uiteengezet wat hierin is opgenomen. In dit kader heb ik voorts kort aangegeven dat Minister Kamp een voorstel franchisewet naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het concept wetsvoorstel treft een bijzondere regeling voor de franchiseovereenkomst en ligt tot 25 mei 2017 ter consultatie, waarbij belanghebbenden en geïnteresseerden hun mening hierover kenbaar kunnen maken.

 

Een paar vragen die in het kader van het wetsvoorstel kunnen rijzen zijn: Wat is het doel van het wetsvoorstel? Wat is hier exact in opgenomen? Wat zijn de bezwaren voor invoering van het wetsvoorstel?

Doel

Het doel van het wetsvoorstel is om de positie van de franchisenemer te versterken om op die manier ervoor te zorgen dat zowel voorafgaand aan als na het sluiten van een franchiseovereenkomst de belangen van de franchisegever en die van de (aspirant)franchisenemer onderling meer in balans zouden worden gebracht. Er is namelijk een groep die van mening is dat een franchisenemer doorgaans een zwakkere positie heeft dan de franchisegever. Middels wetgeving wordt getracht dit te veranderen.

 

Inhoud

Via het toevoegen van twee artikelen, artikel 7:399f en 7:399g BW,  in het Burgerlijk Wetboek wordt “een gedragscode of een deel daarvan”, lees: de NFC, van toepassing verklaard op zowel franchisegevers als franchisenemers.

Het wetsvoorstel bevat in artikel 7:399F BW een definitie van de franchiseformule, de franchisegever, de franchisenemer, de franchiseovereenkomst en de voorovereenkomst.

In het tweede artikel 7:399g BW wordt vervolgens verwezen naar een algemene maatregel van bestuur waarin een gedragscode kan worden aangewezen. Ondanks dat de NFC niet expliciet in voornoemd artikel is benoemd, is het door hetgeen in de omvangrijke memorie van toelichting is opgenomen overduidelijk dat deze algemene maatregel van bestuur er zal komen en de NFC hierin zal worden opgenomen.

Opmerkelijk is dat in de memorie van toelichting enerzijds wordt geconstateerd dat bij de meeste ketens franchisegevers en franchisenemers in goed overleg samenwerken en beide voordeel daarvan hebben. Door anderzijds te stellen dat er hardnekkige problemen binnen de sector zijn, die middels wetgeving kunnen worden opgelost c.q. worden voorkomen.

Het uitgangspunt bij de toepassing van de gedragscode is dat deze in beginsel zal moeten worden toegepast. In het geval franchisegever en franchisenemer samen besluiten de gedragscode buiten toepassing te laten dan wel hiervan af te wijken, dienen zij dit expliciet overeen te komen en deugdelijk te onderbouwen. Dit wordt het zogeheten ‘pas toe of leg uit’ principe genoemd. In de memorie van toelichting is hierover bepaald dat uitgelegd moet worden waarom een bepaald voorschrift of element uit de gedragscode in een specifieke situatie of branche niet werkbaar is. Om zoveel mogelijk ruimte te laten aan het bedrijfsleven zelf, worden de regels van de gedragscode op zichzelf dus niet in wetgeving vastgelegd, maar wordt een gedragscode aangewezen die in beginsel moet worden toegepast. Dat zou partijen de mogelijkheid moeten bieden om zelf hun spelregels langs de lijnen van de gedragscode vast te leggen.

In het geval franchisegever zich niet houdt aan de gedragscode en in de franchiseovereenkomst geen beding is opgenomen waarin is bepaald dat van de gedragscode wordt afgeweken, overtreedt franchisegever de nieuwe regeling. Dit geldt eveneens indien de bijbehorende motivering niet voldoet aan artikel 7:399g lid 2 BW. Er kan alsdan sprake zijn van wanprestatie van de zijde van franchisegever als gevolg waarvan franchisenemer kan afdwingen dat de gedragscode alsnog zal worden toegepast door middel van een gang naar de rechter. De eventueel geleden schade vanwege het niet toepassen van de gedragscode kan ook op deze wijze op franchisegever worden verhaald.

 

Bezwaren

Bij feitelijke invoering van het wetsvoorstel komt de contractsvrijheid tussen twee professionele partijen naar mijn mening in het geding. Bovendien past de NFC niet goed binnen bestaande regelingen in de Nederlandse wet en jurisprudentie voor distributeurs en agenten.

Voorts worden franchisenemers door het wetsvoorstel teveel beschermd waardoor afgevraagd kan worden waar het ondernemerschap uit blijkt. Het ‘pas toe of leg uit’ principe zal in de praktijk ook tot rechtsonzekerheid leiden. Tevens staan in de NFC beperkingen opgenomen ten opzichte van de beëindigingsmogelijkheden door de franchisegever die verder gaan dan de reeds in de rechtspraak ontwikkelde leer. Eveneens is het niet duidelijk hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot een jurisdictiekeuze en rechtskeuze voor buitenlands recht in een franchiseovereenkomst.

 

Conclusie

Gezien het voorgaande biedt de invoering van het wetsvoorstel mijns inziens een weinig rooskleurig vooruitzicht voor franchiseformules. Ik hoop dan ook dat belanghebbenden hun mening vóór 25 mei 2017 kenbaar maken, zodat zelfregulering nog een kans kan krijgen.

 

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op telefoonnummer 010 – 209 27 77 of per e-mail info@lvh-advocaten.nl.