Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid is het vanaf 1 januari 2015 alleen nog mogelijk een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op deze hoofdregel geldt één uitzondering: in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan een concurrentiebeding worden opgenomen indien uit de schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
De rechter kan een concurrentiebeding vernietigen indien het beding niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Wat onder het begrip zwaarwegende bedrijfsbelangen moet worden verstaan, is niet nader gedefinieerd en zal uit de rechtspraak moeten gaan blijken.
Inmiddels heeft de kantonrechter Amsterdam zich hier op 23 juli 2015 over uitgelaten: DPA heeft in een arbeidsovereenkomst voor de duur van 1 jaar een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Hierbij is het zwaarwegende bedrijfsbelang als volgt omschreven:
“Zwaarwegende bedrijfsbelangen
DPA heeft zwaarwegende bedrijfsbelangen die het in de arbeidsovereenkomst opnemen van het relatiebeding en concurrentiebeding zoals opgenomen in lid 1 en lid 2 van dit artikel noodzakelijk maken. DPA hecht veel waarde aan opleiding van haar medewerkers, hetgeen betekent dat zij veel tijd in opleiding investeert en hiervoor ook kosten worden gemaakt. Dit geldt in het bijzonder voor de functie van Consultant Banking & Insurance van de medewerker. Verder zal de medewerker in zijn functie van Consultant Banking & Insurance al direct vanaf de aanvang van het dienstverband kennis verwerven van het door DPA opgebouwde netwerk, het marktgebied, de behoeften en de werkwijze van DPA. Gelet op de zeer concurrentiegevoelige detacheringsbranche waarin DPA opereert, bestaat er wegens de bij DPA specifiek verworven kennis en kunde vrees voor benadeling van DPA indien de medewerker na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd handelt met het in lid 1 en/of lid 2 van dit artikel opgenomen relatiebeding en/of concurrentiebeding. De bij DPA specifiek verworven kennis en kunde zou door de medewerker immers kunnen worden aangewend om, direct of indirect, concurrerende activiteiten te verrichten.”
Ten aanzien van de motiveringsplicht van het zwaarwegende bedrijfsbelang overweegt de kantonrechter dat de wetsgeschiedenis van de WWZ nauwelijks aanknopingspunten biedt voor een nadere invulling van het criterium ‘zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang’. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat sprake dient te zijn van ‘specifieke werkzaamheden’ of een ‘specifieke functie’ die per geval een afweging en motivering vergt. De kantonrechter oordeelde in dit geval dat uit het concurrentiebeding onvoldoende blijkt om welke concrete zwaarwegende bedrijfsbelangen het gaat. Hiertoe overwoog de rechter dat het in de motivering genoemde ‘opgebouwde netwerk, marktgebied, de behoeften en de werkwijze van DPA’ niet nader is ingevuld en dat een omschrijving welke specifieke kennis en/of (vertrouwelijke) bedrijfsinformatie de Consultant Banking & Insurance bij DPA zal verwerven ontbreekt.
Uit deze uitspraak blijkt dat een zwaarwegend bedrijfsbelang per functie en per geval moet worden ingevuld en gemotiveerd. Hierbij dient zo concreet mogelijk te worden aangegeven waar het zwaarwegende bedrijfsbelang uit bestaat. Is dit onvoldoende concreet omschreven, dan zal het concurrentiebeding geen stand houden.
Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Mieke Bestebreurtje.