Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

Eenieder gaat er van uit dat procederen als vanzelfsprekend bij een advocaat hoort. Echter, dat is bepaald niet het geval. Het merendeel van de advocaten komt überhaupt niet in de rechtszaal. Hierdoor is procederen steeds meer een specialisatie geworden.

 

Op zich is het begrijpelijk dat veel advocaten van het proceswerk wegblijven. Hierbij kan op het volgende worden gewezen. Het vereist in de eerste plaats een grote juridische kennis, alsook een groot inlevings­ver­mogen in het werkgebied van de cliënt. Een advocaat die procedeert, moet immers de rechter, zowel schriftelijk als mondeling, kunnen uitleggen wat zijn cliënt doet en wat het probleem is waarover een uitspraak wordt gevraagd.

Het werk is altijd onderhevig aan termijnen en dit brengt veel tijdsdruk met zich.

Hoewel het optreden in de rechtszaal door elke procederende advocaat als het leukste deel van het werk wordt gezien, is het tegelijkertijd het meest spannende deel en vereist het dan ook veel van een advocaat. Op zo’n moment wordt van een advocaat het uiterste verlangd, zeker als een zaak niet helemaal meezit en hij op de huid wordt gezeten door zijn wederpartij èn de rechter. Als een zaak dan ook nog na alle inspanningen verloren gaat, moet je wel sterk in je schoenen staan om er bij de volgende zaak weer volop tegenaan te gaan.

Er zijn advocaten die je vaak aan de verdedigende kant vindt en je hebt er die juist bijna altijd te vinden zijn aan de aanvallende, eisende zijde. Het eerste type advocaat vind je meestal bij de gevestigde en grote advocatenkantoren. Dit ligt in de rede nu deze kantoren vaak grote corporate cliënten hebben die er veelal op uit zijn om de status quo zoveel als mogelijk is, te handhaven. Zo vinden het type cliënt en type advocaat elkaar vaak.

Ons kantoor bevindt zich meestal aan de aanvallende, eisende kant en heeft zich daarmee in de loop der jaren onderscheiden. We zijn daarin ook succesvol. Onze cliënten herkennen dat. Een recent voorbeeld is een zaak die, zeker op het eerste gezicht, niet onmiddellijk als sterk kon worden aangemerkt. Niet iedere advocaat zou zo’n zaak willen doen; wij wel, omdat het belang van de cliënt dat vereiste. De zaak was als volgt.

De wederpartij van onze cliënt had voor een relatief kleine vordering (die door onze cliënt werd betwist) executoriaal beslag gelegd op aandelen, eigendom van cliënt. De datum van verkoop van de aandelen stond al gepland. Als de verkoop zou doorgaan, zou de wederpartij de macht in de onderneming, die een grote waarde vertegenwoordigde, krijgen. Het is vaste rechtspraak dat opkomen tegen een executoriaal beslag buitengewoon moeilijk is en vrijwel altijd door de rechter wordt afgewezen. In deze zaak was het wel zo dat, hoewel dit niet een executoriaal beslag was op basis van een vonnis, maar op grond van een notariële akte (die dus ook een dergelijke titel verschaft), er reden was aan te nemen dat de rechter daardoor meer ruimte voor discussie zou geven. Zeker was dit echter bepaald niet, integendeel. Desalniettemin zijn we het kort geding (opheffing beslag of verbod verkoop aandelen) aangegaan. De rechter kwam tot een vorm van een salomonsoordeel, inhoudende dat welis­waar het beslag bleef gehandhaafd, maar de verkoop van de aandelen werd verboden totdat in een bodemprocedure definitief een oordeel was gegeven over het geschil tussen partijen; dit was conform wat onzerzijds was bepleit. Een zeer bevredigend resultaat, bereikt doordat (zelfs tegen de stroom in en met een aanzienlijke kans op verlies) de aanval werd gekozen.

 

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op nummer 010 – 209 27 77 of via info@lvh-advocaten.nl.

 

Categorieën: berichten, nieuws