Over de Auteurs: Peter de Graaf

Verbeurde dwangsom kan als steunvordering dienen

Een schuldeiser kan overgaan tot het aanvragen van het faillissement van een schuldenaar. Daarvoor moet een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend worden. Om dit met succes te kunnen doen dient de schuldeiser wel aannemelijk te maken dat de schuldenaar verkeert in een toestand van hebben opgehouden te betalen. Hiervoor is altijd vereist dat er naast de vordering van de aanvrager nog een andere vordering is (een steunvordering). Onlangs heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin de vraag aan de orde kwam of een vordering betreffende een verbeurde dwangsom als een steunvordering kan dienen.

De dwangsom bij faillissement

Schuldeisers van de gefailleerde kunnen hun vordering bij de curator indienen ter verificatie. De curator plaatst de vordering op de crediteurenlijst. Als voldoende boedelactief wordt gerealiseerd kan een uitkering aan crediteuren plaatsvinden.

De wetgever heeft bepaald dat dwangsommen niet mogen meedoen in het faillissement (art. 611e Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering). Een dwangsom kan gedurende het faillissement niet worden verbeurd. En dwangsommen die vóór de faillietverklaring verbeurd zijn, worden niet in het passief van het faillissement toegelaten.  Dit betekent dan dus ook dat deze vordering niet op de lijst van erkende crediteuren kan worden geplaatst.

In 1996 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin hij heeft geoordeeld dat een verzoek tot faillietverklaring niet uitsluitend kan worden gebaseerd op een vordering tot betaling van verbeurde dwangsommen. De gedachte is dat die schuldeiser bij het faillissement geen redelijk belang heeft. Die schuldeiser kan immers geen betaling uit het faillissement verwachten.

Indien een vordering betreffende dwangsommen niet mag meedoen in het faillissement, kan deze dan wel dienen als steunvordering bij het aanvragen van het faillissement? Dit is in feite de vraag die voorlag aan de Hoge Raad in het recente arrest.

Steunvordering bij faillissementsaanvraag

De Hoge Raad heeft altijd strikt vastgehouden aan het vereiste van een steunvordering. In 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de situatie waarin de aanvrager van het faillissement een vordering had op de schuldenaar van € 2,1 miljoen, maar er geen steunvordering was. De Hoge Raad was van oordeel dat terecht het verzoek tot faillietverklaring was afgewezen door de rechtbank en het Hof. Hij wees er op dat het faillissement is bedoeld om het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers. Met dat doel strookt niet de faillietverklaring van een schuldenaar die slechts één schuldeiser heeft. De Hoge Raad zag geen reden om op vaste rechtspraak terug te komen.

Aan de steunvordering zelf worden geen hoge eisen gesteld. Indien de aanvrager van het faillissement een opeisbare vordering heeft, hoeft de steunvordering geen opeisbare vordering te zijn. Uiteraard geldt wel steeds dat de rechter zal dienen te beoordelen of er sprake is van een toestand van hebben opgehouden te betalen. In het arrest Berzona uit 2015 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor een steunvordering voldoende is dat het gaat om een vordering die ter verificatie in het faillissement kan worden ingediend.

Verbeurde dwangsom als steunvordering?

Dan nu terug naar het recente arrest van de Hoge Raad. De aanvrager van het faillissement in die zaak had een geldvordering en voerde daarnaast aan dat de Vlaamse overheid een vordering op de schuldenaar had (van maar liefst bijna € 260.000,-) vanwege verbeurde dwangsommen. De rechtbank heeft de schuldenaar failliet verklaard en in hoger beroep heeft het Hof dit oordeel in stand gelaten. Het Hof is van oordeel dat het zo kan zijn dat een dwangsom niet mag meedoen in het faillissement, maar dat het wel ten grondslag gelegd kan worden aan de stelling dat de schuldenaar verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen.

De schuldenaar voerde nog aan dat dat de Hoge Raad in het Berzona arrest van oordeel was dat een steunvordering altijd een vordering dient te betreffen die ter verificatie ingediend kan worden.

De Hoge Raad meent evenwel dat dit niet zo bedoeld is in het Berzona arrest. In beknopte bewoordingen geeft de Hoge Raad aan dat art. 611 e Rv. zich er niet tegen verzet dat een vordering van een derde ter zake van verbeurde dwangsommen door de aanvrager wordt gebezigd als steunvordering.

Conclusie

De Hoge Raad heeft verduidelijkt dat een verbeurde dwangsom als steunvordering bij een faillissementsaanvraag kan dienen.

Een faillissementsaanvraag kan een goed pressiemiddel zijn om betaling door een schuldenaar af te dwingen. Als advocaten staan wij partijen bij die een faillissement van een schuldenaar wensen aan te vragen, maar ook partijen die verweer wensen te voeren tegen een faillissementsverzoek. Indien u vragen heeft over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Peter de Graaf.