Kwalificatie arbeidsovereenkomst: werknemer of toch niet?
Met het Deliveroo-arrest van maart 2023 heeft de Hoge Raad de praktijk weer meer duidelijkheid gegeven over de kwalificatie van de arbeidsovereenkomst. Sinds dat arrest is uiteraard weer diverse rechtspraak gewezen over de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of toch een ander soort overeenkomst.
In dit artikel wordt toegelicht wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst en wordt aan de hand van twee voorbeelden een nadere toelichting gegeven op de kwalificatie van arbeidsrelaties om zo een beter beeld te krijgen van wanneer je te maken hebt met een werknemer of toch met een ZZP’er of stagiair.
Wanneer is sprake van een arbeidsovereenkomst?
Allereerst even de basis. We spreken pas van een arbeidsovereenkomst als voldaan is aan de volgende cumulatieve vereisten uit artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW):
- arbeid;
- loon;
- gezag (in dienst);
- gedurende een zekere tijd.
Deze elementen laten zich nader invullen door de rechtspraak.
Gezichtspunten beoordeling arbeidsrelatie
In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad gezichtspunten verstrekt die antwoord geven op de vraag of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. De gezichtspunten zijn als volgt:
- de aard en duur van de werkzaamheden;
- de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
- de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
- het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
- de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is;
- de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
- de hoogte van deze beloningen;
- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
- Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans.
Ook volgt uit het arrest dat alleen bepalingen die daadwerkelijk betekenis hebben voor partijen relevant zijn in de beoordeling.
Dan naar de voorbeelden.
Beveiliger is ZZP’er en heeft geen arbeidsovereenkomst
De Rechtbank Oost-Brabant heeft geoordeeld dat een beveiliger geen arbeidsovereenkomst had, maar zijn werkzaamheden heeft verricht als ZZP’er. Diverse elementen in de arbeidsrelatie wezen op een opdrachtovereenkomst. De beveiliger had veel vrijheid. Hij had geen verplichting om een minimumaantal uren te werken, hij bepaalde zelf op welke dagen en tijden hij werkte en had geen maximumaantal vakantiedagen.
Verder vond de rechtbank van belang dat beveiligingswerkzaamheden weliswaar de kernactiviteit was van de werkverschaffer, maar de beveiliger was niet ingebed in de organisatie. Daarnaast lag zijn honorarium substantieel hoger dan het loon van de werknemer met soortgelijke werkzaamheden en liep de beveiliger commercieel risico doordat hij geen aanspraak had op een vast aantal uren.
Tot slot concludeerde de rechtbank dat de beveiliger zich in het economisch verkeer kon gedragen als ondernemer, doordat het hem was toegestaan om voor andere opdrachtgevers werkzaam te zijn.
Stageovereenkomst kwalificeert als arbeidsovereenkomst
De Rechtbank Midden-Nederland heeft geoordeeld dat, een werknemer wiens laatste arbeidsovereenkomst niet werd verlengd, al een vast dienstverband had. De eerste “stageovereenkomst” werd gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst. Na die eerste overeenkomst had de werknemer namelijk nog drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten gekregen en resulteerde de laatste verlenging automatisch een contract voor onbepaalde tijd.
De overeenkomst werd gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst omdat de werkzaamheden van de werknemer tijdens de stageovereenkomst niet in overwegende mate van belang waren voor de opleiding van de werknemer. De werknemer heeft van meet af aan veel werk verricht dat hoorde bij de functie van beginnend productiemanager. De studie stond niet op de eerste plaats. Er was geen plan en de werkgever had geen weet van de opleidingsvereisten. Aldus was sprake van arbeid in de zin van artikel 7:610 BW. De werkgever moest zodoende over de stageovereenkomst nog het minimumloon betalen, omdat slechts een stagevergoeding was betaald.
Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
De wetgever zit op dit gebied ook niet stil en beoogt meer invulling te geven aan het begrip “in dienst” (gezagsverhouding) in artikel 7:610 BW. De wetgever stelt voor om de volgende duiding te geven aan het begrip:
- hij die de arbeid verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever; of
- hij of arbeid die organisatorisch is ingebed in de organisatie van de werkgever; en
- hij die de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht.
Het wetsvoorstel introduceert ook een nieuw rechtsvermoeden. Eenieder die tegen een beloning van niet meer dan € 32,24 per uur arbeid verricht, wordt op grond van een nieuw te introduceren art. 7:610a BW vermoed te werken op basis van een arbeidsovereenkomst.
Advies inwinnen kwalificatie arbeidsrelatie?
Twijfelt u over de kwalificatie van een overeenkomst? Neem contact op met Lisa Kloot van LVH Advocaten in Rotterdam. Lisa Kloot is Advocaat Arbeidsrecht en adviseert regelmatig ondernemers over arbeidsrelaties en arbeidsovereenkomsten.