De rechten van vliegtuigpassagiers bij vertraging, annulering of instapweigering zijn geregeld in Verordening 261/2004. De Verordening geeft passagiers in bepaalde gevallen recht op gestandaardiseerde financiële compensatie van € 250,-, € 400,- of € 600,- afhankelijk van de vluchtafstand.
Passagiers kunnen geen aanspraak maken op een dergelijke financiële compensatie als de annulering of vertraging is veroorzaakt door een ‘buitengewone omstandigheid’ die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden. Als voorbeeld van een buitengewone omstandigheid noemt overweging 15 van de inleiding op de Verordening, expliciet het geval van stakingen. Maar naar nu blijkt is een staking niet altijd een buitengewone omstandigheid. Daardoor hebben passagiers in sommige gevallen toch recht op een financiële vergoeding bij een staking van luchtvaartmaatschappijen.
Arrest staking bij luchtvaart: Airhelp Ltd vs. Scandinavian Airline System SAS
Op 23 maart 2021 heeft het Hof van Justitie EU in de zaak Airhelp Ltd vs. Scandinavian Airline System SAS (C-28/20) een arrest gewezen over dit onderwerp. In deze zaak was het volgende aan de hand. De vlucht van de passagier was door de luchtvaartmaatschappij SAS geannuleerd in verband met een staking van haar piloten. Airhelp, een claimorganisatie die de rechten van deze passagier had overgenomen, heeft in een procedure bij de Zweedse rechter compensatie gevorderd en gesteld dat de staking geen buitengewone omstandigheid zou zijn. De staking van eigen piloten zou inherent zijn aan de normale uitoefening van activiteit van een luchtvaartmaatschappij. De Zweedse rechter heeft naar aanleiding daarvan prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU.
Het hof overweegt daarin dat een door een vakbond van personeel van een luchtvaartmaatschappij georganiseerde staking, die met name is gericht op een loonsverhoging, niet valt onder het begrip “buitengewone omstandigheid” die de luchtvaartmaatschappij kan ontslaan van haar verplichting om compensatie te betalen voor annulering of langdurige vertraging van de betrokken vluchten. Dit is ook het geval wanneer de staking wordt georganiseerd met inachtneming van de in de nationale regeling gestelde voorwaarden.
Staking van eigen personeel luchtvaartmaatschappij
Het hof ziet een staking met deze kenmerken als een gebeurtenis die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij als werkgever. Maatregelen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden vallen onder het normale beheer van de luchtvaartmaatschappij. Een staking wordt gezien als een bijgevolg daarvan. Het hof wijst erop dat het stakingsrecht een door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgd recht is en dat het voor iedere werkgever voorzienbaar is dat werknemers dit recht kunnen inzetten. Daarbij merkt het Hof op dat de werkgever in beginsel over de middelen beschikt om zich – bij aankondiging van de staking – voor te bereiden.
Kortom, volgens het hof valt een staking van het personeel van een luchtvaartmaatschappij, die verband houdt met de arbeidsverhouding tussen de luchtvaartmaatschappij en haar personeel die kunnen worden besproken in een dialoog tussen de sociale partners binnen de onderneming met inbegrip van loononderhandelingen, niet onder het begrip ‘buitengewone omstandigheid’ in de zin van de verordening inzake de rechten van luchtreizigers. Anders gezegd, een staking die ontstaat naar aanleiding van een conflict over arbeidsvoorwaarden, is dus geen buitengewone omstandigheid en passagiers moeten bij een dergelijke staking wel gecompenseerd worden.
Staking van externe partijen of met een externe oplossing
Belangrijk om op te merken is dat het hof ook benadrukt dat gebeurtenissen met een externe oorsprong die niet door de luchtvaartmaatschappij kunnen worden gecontroleerd wel een buitengewone omstandigheid kunnen vormen, omdat dit bijvoorbeeld voortvloeit uit een natuurlijke gebeurtenis of een handeling van een derde. Hierbij dient gedacht te worden aan stakingen van andere luchtvaartmaatschappijen, luchthavenpersoneel of luchtverkeersleiders. Verder noemt het hof nog dat er wel sprake van een buitengewone omstandigheid kan zijn als de staking voortvloeit uit eisen die enkel door de overheid kunnen worden voldaan. In dat geval ligt de controle over de oplossing van de staking buiten de macht van de luchtvaartmaatschappij en hebben passagiers geen recht op compensatie.
Passagiers niet altijd recht op compensatie conform Vo. 261/2004 bij staking
Of de staking een buitengewone omstandigheid oplevert, hangt dus af van de omstandigheden en met name de invloed van de luchtvaartmaatschappij (interne of externe aangelegenheid / oplossing). Een staking met een externe oorzaak is in beginsel wel een buitengewone omstandigheid waardoor passagiers geen recht hebben op compensatie conform Verordening 261/2004.
Advocaten gespecialiseerd in luchtvaart
LVH Advocaten staat dagelijks luchtvaartmaatschappijen bij in het adviseren en procederen over Verordening 261/2004 en andere luchtvaart gerelateerde kwesties. Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neemt u dan contact op met Lisa Kloot.