Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

Op 12 december 2013 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘Hof’) een voor de Europese brandstoffenbranche interessante uitspraak gedaan. Aan deze uit­spraak ging het volgende vooraf.

 

Op 3 september 2006 heeft Shell in Nederland een partij dieselolie in een tankschip verladen voor levering aan een in België gevestigde klant. Bij het beladen van het schip in Nederland blijkt de partij dieselolie ongewild vermengd te zijn met nog in het ruim aanwezige restanten oplosmiddelen. De dieselolie voldeed hierdoor niet aan de relevante specificaties om uitein­delijk als diesel aan de pomp verkocht te worden (‘off-spec’). De vermenging kwam echter pas aan het licht na het lossen van de partij in België. Aangezien de partij niet voldeed aan de specificaties en de klant niet beschikte over de benodigde vergunning om een dergelijk off-specpartij op te slaan, werd de lading door Shell teruggenomen. De partij werd naar Nederland teruggevoerd om te ‘blenden’ (vermengen met andere producten) totdat het de juiste specificaties zou verkrijgen (‘on-spec’).

 

Het Openbaar Ministerie (‘OM’) was van mening dat de partij ten tijde van de over­brenging van België naar Nederland gekwalificeerd diende te worden als een afvalstof. Aangezien de kennisgevingsprocedure in het geval van het overbrengen van een afvalstof niet in acht was genomen, zou – zo was het betoog van het OM – sprake zijn van sluikhandel. Een strafzaak volgde; in het kader van deze strafzaak vroeg de rechtbank Rotterdam aan het Hof of de betreffende partij wel als afvalstof kon worden aangemerkt (‘prejudiciële vraag’). In de uitspraak van het Hof van 12 december 2013 wordt deze vraag ontkennend beant­woord. Het Hof komt tot de slotsom dat een partij dieselolie die onbedoeld vermengd is geraakt met een andere stof niet onder het begrip afvalstof valt, mits de houder ervan daadwerkelijk voorne­mens is deze, met een ander product vermengde partij, terug te brengen op de markt. Of van dit voornemen sprake is, staat ter beoordeling van de nationale rechter. In dat kader is het nog van belang op te merken dat de betreffende partij zonder bewer­king (in de staat waarin zij zich op het moment van teruggave aan Shell bevond) op de markt zou kunnen worden verkocht.

Ondanks dat deze uitspraak is gewezen onder het regime van de oude EVOA-Verordening en oude Afvalstoffenrichtlijn, zal toepassing naar huidig recht naar alle waarschijnlijkheid geen andere beoordeling met zich brengen. Een off-specpartij is dus niet per definitie een afval­stof. De (bestuurlijke / strafrechtelijke) handhavingspraktijk zal moeten uitwijzen hoe de bevoegde Nederlandse autoriteiten met deze uitspraak zullen omgaan.

 

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Ben van Nieuwaal.

 

Categorieën: berichten, nieuwsLabel: