Over de Auteurs: Ben van Nieuwaal

< terug naar overzicht

In een dichtbevolkt land als Nederland, waar ruimte steeds schaarser wordt, is het van be­lang dat procedures die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zorgvuldig worden door­lopen. Ook is het van belang om deze procedures als belanghebbende nauwgezet te volgen en tegen eventueel ongewenste planologische ontwikkelingen tijdig en op juiste wijze op te komen.

 

In bepaalde procedures is daartoe wettelijk voorgeschreven dat eerst een zienswijze tegen een ontwerpplan dient te worden ingediend alvorens de zaak, na vaststelling van het plan, in beroep aan een rechter kan worden voorgelegd. Een voorbeeld daarvan is de bestemmingsplanprocedure. Wordt verzuimd om tegen het ontwerpplan een zienswijze in te dienen, dan wordt het beroep tegen het vastgestelde plan in beginsel niet-ontvankelijk verklaard. De zaak strandt in zo’n geval op het niet in acht nemen van een vormvereiste (het indienen van een zienswijze) en de rechter komt dan aan een inhou­delijke beoordeling niet eens toe. Illustratief in dit kader is een uitspraak van 8 juni jl. van de afdeling bestuurs­rechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’).

 

Centraal in deze uitspraak stond de aanleg van een grondwal met geluidsscherm en een waterberging. Om de aanleg hiervan planologisch mogelijk te maken, hadden Provinciale Staten van Utrecht een provinciaal ontwerpinpassingsplan ter visie gelegd. Een pro­vin­ciaal inpassingsplan kan procedureel gelijkgesteld worden met een gemeentelijk bestem­mings­plan. Het plangebied van het provinciaal inpassingsplan lag binnen het grondgebied van de ge­meen­te Woerden. Tegen het ontwerp­inpassings­plan was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden (‘het college’) namens de gemeenteraad van ge­meen­te Woerden (‘de gemeenteraad’) een zienswijze ingediend. In beroep kwam het college echter namens zichzelf op tegen het inmiddels vastgestelde inpassingsplan. Aangezien het college geen zienswijze had ingediend tegen het ontwerpinpassingsplan (dit was im­mers gedaan door het college namens de gemeenteraad), werd het college in beroep door de Afdeling niet-ontvankelijk verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling werd dus niet eens toege­ko­men!

Deze uitspraak laat zien hoe belangrijk het is om tijdig en op de juiste (procedurele) wijze tegen onge­wenste planologische ontwikkelingen op te komen. Zelfs bestuursorganen (in dit geval het college) maken daarbij soms uiterst kostbare procedurele misslagen. Het is dus zaak om tijdig deskundige rechtsbijstand in te schakelen teneinde de procedurele ‘hobbels’ te kunnen nemen en de zaak inhoudelijk te kunnen laten beoordelen door een rechter. Ondanks dat in het bestuursrecht geen sprake is van verplichte rechtsbijstand door een advocaat, kan het inschakelen daarvan onaangename verrassingen achteraf voorkomen en bijdragen aan succesvolle acties.

Hebt u vragen over onderneming en overheid, dan kunt u contact opnemen met Ben van Nieuwaal.

 

Categorieën: berichten, nieuwsLabel: