Net als in veel andere sectoren is er onvoldoende personeel in de transportbranche om de groei bij te houden. Het aantal vacatures blijft hoog en de pensioenuitstroom neemt verder toe. In dit artikel ga ik in op mogelijke oplossingen.
Collegiale inlening
Collegiale inlening kan bij een personeelstekort een oplossing zijn. Collegiale inlening is een variant van inlenen van personeel, waarbij de ene ondernemer het eigen personeel ter beschikking stelt aan een collega-ondernemer ‘bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk’. Bij collegiale inlening gaat het niet om beroeps- of bedrijfsmatige terbeschikkingstelling van personeel door de uitlener. De collegiale in- en uitlening is een tijdelijke zaak.
Bij collegiale inlening speelt het risico van de inlenersaansprakelijkheid. Het gaat hierbij om de aansprakelijkheid voor de afdracht van premies en belastingen over het loon van de ingeleende werknemer. Daarover en bijvoorbeeld ook over werkgeversaansprakelijkheid dienen afspraken te worden gemaakt in een inleenovereenkomst.
Het inschakelen van zzp-vrachtwagenchauffeurs
In de transportsector komt het steeds vaker voor dat vervoerders zzp’ers als chauffeur inschakelen, zodat er geen arbeidsovereenkomst gesloten hoeft te worden. Bij het regelmatig of herhaaldelijk inschakelen van een zzp-chauffeur loopt een vervoerder echter het risico dat achteraf door de fiscus en/of een rechter wordt vastgesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en niet een overeenkomst van opdracht.
Volgens de Wet Wegvervoer goederen (Wwg) is het voor een transportbedrijf echter verboden om vervoer te verrichten met chauffeurs die niet bij de onderneming in dienst zijn. Dit is de zogenaamde eis van dienstbetrekking.
Om duidelijk te maken dat er sprake is van een dienstbetrekking moeten het transportbedrijf en de chauffeur samen een verklaring opstellen, waarin is opgenomen dat:
- het vervoer voor rekening en risico van de transportonderneming wordt verricht
- tussen de transportonderneming en de chauffeur een loon- en gezagsverhouding bestaat;
- de chauffeur in dienst is bij de transportonderneming, die beschikt over een Eurovergunning beroepsvervoer.
Eigen vervoer
Op grond van de Wet Wegvervoer goeden is het toegestaan om een zzp-er als chauffeur in te huren bij eigen vervoer. Bij eigen vervoer geldt de eis van dienstbetrekking niet. Het eigen vervoer is het vervoer van goederen die eigendom zijn van het bedrijf of die het bedrijf verhandelt, verhuurt, huurt, bewerkt, verwerkt of herstelt.
ZZP-er
ZZP-ers dienen dus zelf te beschikken over een Eurovergunning en een eigen vrachtwagen. In de praktijk brengt met name dit laatste vereiste vaak problemen met zich, omdat een en ander een zeer grote investering vergt. Daarom wordt er vaak gekozen voor de vorm van lease of huur. Er bestaat al enige tijd een modelovereenkomst beroepsgoederenvervoer: vbvo_beroepsgoederenvervoerder_branchemodel_dv10211z4ed.pdf (belastingdienst.nl)
Deze overeenkomst bevat allerlei bepalingen waaraan partijen moeten voldoen om de zelfstandigheid van zzp-chauffeur aan te tonen (o.m. vergunning, eigen auto, eigen brandstof, recht om vervoer weer uit te besteden enz.) Hier knelt de schoen. Bekend is dat in het transport veel ZZP’ers hieraan niet (kunnen/willen) voldoen. Indien in de praktijk niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit de modelovereenkomst riskeert men navordering van de belastingdienst ten aanzien van gemiste loonheffing, hoewel de Wet DBA op dit moment niet wordt gehandhaafd door de Belastingdienst tenzij er sprake is van ‘kwaadwillendheid’ aan de zijde van de opdrachtgever.
TLN wil dat er in de nieuwe regels voor zzp’ers van het kabinet een uitzondering komt voor beroepsgoederenvervoer. Het vergunningplichtig goederenvervoer is nu al aan behoorlijk veel regels gebonden.
Payrolling
Bij payrolling komt personeel van een bedrijf ‘in dienst’ bij de payrollorganisatie. Het juridische werkgeverschap en de loonadministratie komen geheel voor de rekening van de payrollorganisatie. Payrollbedrijven zijn echter verplicht een aantal elementen uit de cao van de bedrijfstak toe te passen op payrollcontracten: de zogenaamde inlenersbeloning. Probleem is dat de inlener wel zelf dient te zorgen voor werving en selectie van de betreffende werknemers en dat blijft lastig met een toch al groeiend personeelstekort.
Payrolling is bovendien niet geheel zonder risico’s. Zo is de opdrachtgever mede verantwoordelijk voor onder meer de loonheffingen voor de gepayrollde medewerkers. Betaalt het payrollbedrijf deze niet aan de fiscus, dan kan de fiscus deze bij de ondernemer komen halen. Bovendien wordt er soms door de payrollconstrictie heen gezien, als de constructie enkel en alleen is opgezet om de arbeidsrechtelijke bescherming van de werknemers te ontnemen. Ook situaties waarin het onduidelijk is voor de werknemer met wie hij een arbeidsovereenkomst heeft, zijn niet toegestaan: de werknemer moet duidelijk en ondubbelzinnig instemmen met deze constructie.
Uitzending
Het verschil tussen payrollen en uitzenden zit hem voornamelijk in de werving van de werknemers. Bij payrolling werft de transportonderneming de werknemers zelf, bij uitzenden worden ze geworven voor het uitzendbureau.
De uitzendondernemer is op grond van de ABU cao verplicht om vanaf dag één de inlenersbeloning toe te passen. Dit heeft tot gevolg dat uitzendkrachten in het beroepsgoederenvervoer vanaf de eerste werkdag recht hebben op de inlenersbeloning overeenkomstig de cao Beroepsgoederenvervoer.
Alleen uitzendbureaus, die zijn aangewezen door de minister van Infrastructuur en Milieu mogen overigens chauffeurs uitzenden. Een chauffeur heeft dan een verklaring van terbeschikkingstelling nodig. Hij moet deze onderweg bij controle kunnen tonen. Het uitzendbureaus dient tot slot te beschikken over een aanwijzingsbeschikking uit het Kiwa Register. Op zich zelf is uitzending wel een veilige constructie als er gebruikt wordt gemaakt van een gecertificeerd en gespecialiseerd uitzendbureau, doch vaak blijkt daar toch een behoorlijk prijskaartje aan te hangen, waar de marges simpelweg te klein zijn.
Conclusie
Iedere vorm van inschakeling heeft dus zijn voor- en nadelen. Heeft u vragen of wilt u juridisch advies, dan kunt u contact opnemen met Richard Ouwerling, telefoonnummer 010 – 209 27 77.