Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

Indien een schuldeiser executoriaal beslag heeft gelegd op onroerende zaken van zijn schuld­e­n­aar en tot uitwinning daarvan overgaat, kan de hypotheekhouder, zo deze er is, de executie van de beslaglegger overnemen.

 

Indien een schuldeiser executoriaal beslag heeft gelegd op onroerende zaken van zijn schuld­e­n­aar en tot uitwinning daarvan overgaat, kan de hypotheekhouder, zo deze er is, de executie van de beslaglegger overnemen. Als de hypotheekhouder de executie niet voortzet, kan de beslaglegger de voorzieningenrechter verzoeken een termijn vast te stellen waar­binnen de hypotheekhouder tot de verkoop moet overgaan.

Een uitspraak van de voorzieningenrechter Oost-Brabant, gewezen op 10 april 2014, betreft zo’n situatie. De hypotheekhouder heeft aan de beslaglegger aangezegd dat hij als eerste hypotheek­houder de executie overneemt en dat hij op een nader te bepalen datum tot de executieverkoop van de onroerende zaken over zal gaan. Dit gebeurt vervolgens niet, met als gevolg dat de beslaglegger de voorzieningenrechter verzoekt een termijn van 6 maanden vast te stellen waarbinnen de hypotheekhouder tot de verkoop moet overgaan.

De hypotheekhouder en de eigenaar van de onroerende zaken maken bezwaar tegen het ver­zoek van de beslaglegger, omdat de waarde bij verkoop lager is dan de daarop ge­vestig­de hypotheken. Daardoor blijft er bij verkoop van de onroerende zaken voor de beslag­legger niks over. Ook werd aangevoerd dat de onroerendgoedmarkt langzaam maar zeker lijkt aan te trekken, waardoor uitstel van de verkoop voor alle partijen voordeliger lijkt te zijn. Als de bank nu gedwongen zou worden tot executie over te gaan, zou dat misbruik van recht zijn, aldus de bank.
De rechtbank oordeelt dat het feit dat de executiewaarde van de onroerende zaken lager is dan de daarop rustende hypotheekrechten, niet direct betekent dat de beslaglegger misbruik maakt van zijn executierecht. De rechtbank heeft daarbij relevant gevonden de stelling van de beslaglegger dat zijn debiteur over voldoende middelen beschikt om zijn schuld te vol­doen, ook na de executie van de onroerende zaken. Bijvoorbeeld omdat de debiteur dan geen hypotheeklasten meer heeft. De rechtbank vindt dat de bank deze stelling niet voldoen­de heeft betwist en wijst de vordering van de beslaglegger toe.

De rechtbank oordeelt in deze zaak dus dat de beslaglegger de hypotheekhouder kan dwin­gen binnen een redelijke termijn tot verkoop van de onroerende zaken over te gaan. Dat er na verkoop voor de beslaglegger niets overblijft, betekent niet dus niet altijd dat sprake is van misbruik van executierecht.

 

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op nummer 010-209 2777 of per e-mail info@lvh-advocaten.nl.

 

Categorieën: berichten, nieuws