Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

Wat is ook alweer de turboliquidatie? Het is een snelle en eenvoudige vorm om rechtspersonen, zoals een besloten vennootschap op te laten houden te bestaan. Dit kan sinds de inwerkingtreding van de Wet inactieve rechtspersonen in 1994, maar is in de loop der jaren steeds populairder geworden. In geval van een turboliquidatie wordt een rechtspersoon door een eenvoudig aandeelhoudersbesluit ontbonden. Het bijzondere is dat de ontbinding niet wordt gevolgd door een formele vereffening. Er hoeft geen vereffenaar te worden benoemd. Er komt geen curator aan te pas. Het idee van de wetgever was om lege rechtspersonen zonder al te veel omhaal te kunnen opruimen.

 

Criteria turboliquidatie

Het gaat dus om lege vennootschappen. In het verleden bestond er discussie over de vraag of er ook schulden mochten zijn of niet. Inmiddels wordt algemeen aanvaard dat het bestaan van schulden niet aan een turboliquidatie in de weg staat. Uit artikel 2:19 lid 5 BW volgt dat er geen vereffening volgt en dat de rechtspersoon terstond ophoudt te bestaan in het geval er na de ontbinding geen baten (te verwachten) zijn. De vraag of er op het moment van de ontbinding nog openstaande schulden zijn, is dus niet van belang.

 

Schulden

De crediteuren hebben dus het nakijken. Met een simpele pennenstreek heeft hun debiteur van de ene op de andere dag opgehouden te bestaan. Het is niet verwonderlijk dat crediteuren zich vervolgens afvragen of dit wel kan. Ook worden bestuurders nog weleens aangesproken uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Soms heeft men daarbij succes. Soms ook niet. Het is dus goed om hier wat dieper op in te gaan.

 

Kan dat wel, een turboliquidatie in geval van schulden?

Ja, het kan. Sterker nog, het is de aangewezen weg. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bestuurder, indien sprake is van een boedel die (nagenoeg) geen activa omvat en er ook geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat in het faillissement activa zullen worden gegenereerd, niet de weg van het faillissement moet kiezen, maar die van de turboliquidatie. Een faillissement dient er immers toe om het vermogen van de failliet onder de gezamenlijke schuldeisers te verdelen en heeft derhalve alleen zin indien te verwachten valt dat er nog iets te verdelen zal zijn.

 

Is de bestuurder die voor de turboliquidatie kiest aansprakelijk?

Dat kan. Maar vooropgesteld moet worden dat voor persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder een hoge drempel geldt. Uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit haar tekortschieten in de nakoming van een verbintenis. Maar onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De lat ligt dus hoog. Wie naar de jurisprudentie kijkt ziet dat dit soort vorderingen in twee gevallen worden toegewezen. Allereerst zijn er nogal wat zaken waarin de bestuurders het inderdaad te bont hebben gemaakt. Verder zijn er toch ook vrij veel zaken, waarin de gedaagde bestuurder niet goed geprocedeerd heeft. De door de eisende partij ingenomen stellingen moeten voldoende weerlegd worden, en daar schort het nogal aan. Een restcategorie is nog de categorie juridisch verkeerde beslissingen. Deze is vrij groot, maar dit betreft vooral oudere uitspraken. In die tijd lag er nog niet zoveel jurisprudentie, en was er nogal eens sprake van een verrassende, maar dus onjuiste, beslissing. Tegenwoordig doet zich dat minder voor.

 

Wat moet de crediteur doen?

De crediteur die meent dat ‘het zaakje stinkt’ kan echt wel wat doen, ook zonder dat een faillissement is uitgesproken. In een arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2013, is bijvoorbeeld beslist dat de rechter het oordeel van het bestuur van de rechtspersoon  dat de rechtspersoon geen baten meer heeft, ook in andere procedures dan in het kader van een faillissementsaanvraag of een procedure ex artikel 2: 23b BW op juistheid kan onderzoeken.

Zo zou de crediteur in een aan te spannen procedure bijvoorbeeld onderbouwd kunnen stellen dat de rechtspersoon op het moment van het ontbindingsbesluit wel degelijk nog beschikte over (potentiële) activa en dat, ingeval van vereffening na ontbinding of na een faillissement, enige betaling aan de crediteur zou zijn gevolgd.

 

Complex

Tenslotte onze tip aan zowel de crediteur als de bestuurder. Ga niet over één nacht ijs. De bestuurder moet zijn taak serieus nemen en de turboliquidatie serieus ter hand nemen. Dat voorkomt veel gedoe achteraf. Als het gedoe er toch komt zijn de proceskansen in ieder geval beter, dan als er – inderdaad – blijkt te zijn aangerommeld. En de crediteuren moeten vooral heel kritisch naar de feiten kijken alvorens een procedure te beginnen. Bestuurdersaansprakelijkheid moet niet alleen gesteld worden, maar uiteindelijk ook bewezen. Wij staan regelmatig cliënten bij in kwesties die betrekking hebben op turboliquidatie en aansprakelijkheid en staan u graag te woord.

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op telefoonnummer 010 – 209 27 77 of per e-mail info@lvh-advocaten.nl.