Over de Auteurs: Rob Steenhoek

< terug naar overzicht

Reeds eerder heb ik geschreven over het feit dat een franchisegever terughoudend dient te zijn met het opzeggen van de franchiseovereenkomst. Bij vonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank Rotterdam wederom geoordeeld dat opzegging van de franchiseovereenkomst door franchisegever niet rechtsgeldig is.

 

Wat was er aan de hand?

De franchiserelatie tussen Bram Ladage en franchisenemer is op 1 januari 1997 aangevangen. Dat zich in een periode van bijna twintig jaar weleens strubbelingen tussen franchisegever en franchisenemer voordoen, is (net als in een goed huwelijk) begrijpelijk. Dit betekent echter niet dat de franchiserelatie moet worden opgezegd. Franchisegever was echter van mening dat door de defensieve en obstructieve houding van franchisenemer de franchiserelatie dermate was verstoord dat van haar in redelijkheid niet kon worden gevergd de franchiseovereenkomst per 1 januari 2018 voort te laten duren. Om deze reden heeft franchisegever bij brief van 29 november 2016 de franchiseovereenkomst tegen 31 december 2017 opgezegd. Franchisenemer was het hier niet mee eens en startte een bodemprocedure teneinde franchisegever te dwingen de franchiseovereenkomst per 1 januari 2018 alsnog na te komen.

 

Redenen opzegging

Franchisegever had diverse redenen aangevoerd waarom zij de franchiserelatie met franchisenemer wilde beëindigen. Zo weigerde franchisenemer een nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen. Voorts waren er discussies over de rayonbescherming. Tevens zou volgens franchisegever door de lakse en passieve houding van franchisenemer het filiaal van franchisenemer qua klachten van klanten met kop en schouders uitsteken boven alle andere filialen van de Bram Ladage. De aard van de klachten zou zijn gelegen in de slechte kwaliteit van het eten alsook het onvriendelijke en soms zelfs onbeschofte gedrag van personeel.

 

Oordeel rechtbank

De rechter oordeelt dat van franchisenemer een coöperatievere houding bij de onderhandelingen had mogen worden verwacht. Desalniettemin rechtvaardigt deze houding naar het oordeel van de rechtbank niet de opzegging van de franchiseovereenkomst. Ook de (enkele) omstandigheid dat partijen van mening verschillen over de exacte inhoud van de gemaakte afspraken ter zake de rayonbescherming, rechtvaardigt volgens de rechtbank niet de opzegging. Evenmin zijn de klachten van klanten van dien aard dat daarmee de opzegging zou zijn gerechtvaardigd, aldus de rechtbank.

Opmerkelijk is dat de rechtbank in rechtsoverweging 4.17 van het vonnis opmerkt dat het begrijpelijk is dat zich in een zakelijke relatie, die al bijna twintig jaar voortduurt, weleens strubbelingen voordoen en dit niet betekent dat aan de relatie tussen partijen een einde dient te komen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de relatie tussen franchisegever en franchisenemer zodanig zou zijn verstoord, dat aan de relatie direct een einde dient te komen.

 

Conclusie

Conclusie van het voorgaande is dat de door franchisegever aangevoerde gronden voor opzegging van de franchiseovereenkomst, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, onvoldoende zijn om te kunnen concluderen dat van franchisegever in redelijkheid niet kan worden verlangd de franchiseovereenkomst te laten voortduren.

Gezien het voorgaande verklaart de rechtbank voor recht dat de opzegging van de franchiseovereenkomst van 29 november 2016 tegen 31 december 2017 zonder rechtsgevolg blijft en veroordeelt Bram Ladage in de proceskosten.

Het is derhalve van cruciaal belang de franchiseovereenkomst niet te voorbarig op te zeggen en hiermee terughoudend om te gaan. Immers, een voorbarige opzegging zal onverbiddelijk bij de rechter worden afgestraft met alle negatieve gevolgen van dien.

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op telefoonnummer 010 – 209 27 77 of per e-mail info@lvh-advocaten.nl.