Over de Auteurs: Lisa Kloot

< terug naar overzicht

Het postcontractueel non-concurrentiebeding blijft een actueel onderwerp binnen een franchiserelatie. Reeds eerder heb ik diverse artikelen over dit onderwerp geschreven. Op 5 februari 2019 heeft de rechtbank Rotterdam, ondanks diverse verweren van voormalig franchisenemer, in kort geding geoordeeld dat franchisenemer zich aan het postcontractueel non-concurrentiebeding dient te conformeren.

 

Franchiseformule exploiteren

Een Italiaanse franchiseformule met wereldwijd meer dan 200 winkels richt zich op de verkoop van e-sigaretten en toebehoren. Een werknemer was in zijn hoedanigheid van winkelmanager verantwoordelijk voor de exploitatie van één van de winkels die franchisegever in eigen beheer had. De winkelmanager heeft kennelijk ingezien dat met de exploitatie van een vestiging een goede boterham kon worden verdiend en heeft besloten zelf franchisenemer van de franchiseformule te worden. Op 22 maart 2017 zijn partijen een franchiseovereenkomst aangegaan voor een periode van vijf jaar. De winkelmanager werd derhalve franchisenemer en kreeg het recht in het aan hem toegewezen postcodegebied de betreffende formule als zelfstandig ondernemer te exploiteren.

 

Non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst

In de franchiseovereenkomst was onder meer een bepaling opgenomen met betrekking tot het (postcontractueel) non-concurrentiebeding waardoor het franchisenemer gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst niet was toegestaan soortgelijke activiteiten uit te oefenen in een gebied waarin hij concurreert met een lid van de franchiseformule.

Voorts was het franchisenemer niet toegestaan gedurende een periode van één jaar na beëindiging van de franchiseovereenkomst binnen de vestigingsplaats activiteiten te verrichten die soortgelijk zijn aan de door franchisenemer in het kader van de franchiseovereenkomst uitgeoefende activiteiten.

 

Ondernemende franchisenemer

Onderdeel van een e-sigaret is een zogenoemde ‘coil’. Dit onderdeel zorgt voor de verdamping en slijt door het gebruik van de e-sigaret. Door de slijtage dient de coil regelmatig te worden vervangen. Franchisenemer heeft zich op enig moment, met medeweten van franchisegever, toegelegd op het ontwikkelen en produceren van coils dat, zowel door franchisegever als andere franchisenemers, in de winkels werd verkocht. Franchisenemer verhandelde de door hem ontwikkelde en geproduceerde coils onder de naam ProBear Coils.

Op 1 februari 2018 heeft franchisenemer de verkoop, distributie en (handels)namen van ProBear Coils overgedragen aan het bedrijf van zijn vader. De productie van de coils is echter in handen gebleven van franchisenemer. Het bedrijf van de vader van franchisenemer is de coils via een webshop gaan verkopen.

Franchisegever was echter van mening dat franchisenemer in strijd met het postcontractueel non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst handelde, omdat franchisenemer, weliswaar via het bedrijf van zijn vader, concurrerende activiteiten aan het verrichten was en schreef franchisenemer in dit kader aan.

 

Buitengerechtelijke ontbinding franchiseovereenkomst

Op grond van het vonnis concludeer ik dat door allerlei omstandigheden de verhouding tussen partijen op scherp is komen te staan. Kennelijk kwam franchisegever zijn verplichtingen voortvloeiende uit de franchiseovereenkomst niet (volledig) na, zodat franchisenemer na franchisegever eerst formeel in gebreke te hebben gesteld, per 8 juli 2018 de franchiseovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, omdat franchisegever niet inhoudelijk op de ingebrekestelling had gereageerd en evenmin tot actie was gekomen.

Na de buitengerechtelijke ontbinding heeft voormalig franchisenemer de betreffende winkel, die hij zelf rechtstreeks van de verhuurder huurde, omgebouwd tot een ProBear winkel. Vanuit deze winkel is hij de door hem zelf geproduceerde coils, e-sigaretten en toebehoren gaan verkopen.

 

Overtreding postcontractueel non-concurrentiebeding uit franchiseovereenkomst

Franchisegever vindt dat voormalig franchisenemer het overeengekomen concurrentiebeding dient te respecteren en derhalve direct moet stoppen met het verrichten van de concurrerende activiteiten in het betreffende postcodegebied. In kort geding vordert franchisegever onder andere dat voormalig franchisenemer zijn activiteiten tot 21 maart 2022, zijnde het einde van de looptijd van de franchiseovereenkomst, direct dient te staken en gestaakt dient te houden binnen het aan hem toegewezen postcodegebied op straffe van een boete.

 

Verweren franchisenemer post-contractueel non-concurrentiebeding

Voormalig franchisenemer voert uitgebreid verweer en stelt zich, kort samengevat, primair op het standpunt dat franchisegever niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat franchisegever hem de nakoming van het concurrentiebeding op grond van de franchiseovereenkomst eerst had moeten aanzeggen in plaats van meteen een juridische procedure aan te vangen.

Subsidiair stelt voormalig franchisenemer zich op het standpunt dat de vorderingen van franchisegever afgewezen moeten worden, omdat er geen knowhow aan hem zou zijn overgedragen, franchisegever de op hem rustende verplichtingen structureel zou hebben verzaakt, franchisegever geen belang zou hebben bij handhaving van het non-concurrentiebeding, het concurrentiebeding naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn alsook het concurrentiebeding moet worden aangemerkt als een algemene voorwaarde die onredelijk bezwarend is. De verschillende verweren van franchisenemer mochten echter niet baten.

 

Oordeel voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter overweegt dat het voor franchisegever van belang is geen concurrent in het contractueel vastgelegde postcodegebied te dulden evident is en dat franchisegever geen franchiseovereenkomst met voormalig franchisenemer was aangegaan als daarin geen non-concurrentiebeding was opgenomen. Het postcontractueel non-concurrentiebeding is onmisbaar voor de bescherming van de door franchisegever aan franchisenemer overgedragen knowhow en de door hem verleende bijstand bij de toepassing van zijn methoden, aldus de voorzieningenrechter. Derhalve oordeelt de voorzieningenrechter dat voormalig franchisenemer gehouden is tot nakoming van het door partijen overeengekomen postcontractueel non-concurrentiebeding. De daartoe strekkende vorderingen van franchisegever worden dan ook toegewezen met dien verstande dat de periode waarin voormalig franchisenemer zich aan het non-concurrentiebeding moet houden is beperkt tot één jaar, gerekend vanaf 8 juli 2018.

 

Conclusie

Uit deze kwestie blijkt maar weer eens dat ondanks het feit dat een voormalig franchisenemer diverse rechtsgronden heeft aangevoerd teneinde te trachten de rechtsgeldigheid van het postcontractueel non-concurrentiebeding aan te tasten, dit niet zonder meer tot succes leidt.

 

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op telefoonnummer 010 – 209 27 77 of per e-mail info@lvh-advocaten.nl.