Over de Auteurs: Peter de Graaf

De Hoge Raad heeft recentelijk een arrest gewezen over de vraag of de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) van toepassing is op vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen voor achterstallige pensioenpremies. De vraag is ontkennend beantwoord. In dit artikel wordt het arrest besproken.

Wat is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)?

Op 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. Met deze in de Faillissementswet opgenomen regeling is een nieuw herstructureringsinstrument geïntroduceerd. Het doel hiervan is om te voorkomen dat bedrijven failliet worden verklaard, terwijl zij nog (deels) levensvatbaar zijn. De rechter kan op grond van de regeling een akkoord dwingend aan schuldeisers en aandeelhouders opleggen. Dat wordt homologatie genoemd. Door een akkoord kunnen de rechten van betrokkenen veranderen. Een schuldeiser zal bijvoorbeeld genoegen moeten nemen met een gedeeltelijke voldoening van zijn vordering op de schuldenaar.

De WHOA en de positie van werknemers

Artikel 369 lid 4 Faillissementswet bepaalt dat de regeling van de WHOA niet van toepassing is op rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten. Met de WHOA kunnen dus diverse schulden worden gesaneerd, maar geen schulden aan werknemers.

In het kader van de WHOA kunnen ook overeenkomsten worden gewijzigd of beëindigd (artikel 373 Faillissementswet). Dit geldt vanwege artikel 369 lid 4 Faillissementswet evenwel niet voor arbeidsovereenkomsten.

Vallen de pensioenpremies onder de WHOA?

Het arrest van de Hoge Raad is gewezen naar aanleiding van een prejudiciële vraag van een rechtbank. In de procedure speelde het volgende. Een hotelbedrijf heeft een WHOA akkoord aangeboden. In het aangeboden akkoord is de Stichting Pensioenfonds Horeca en Catering ingedeeld in een klasse concurrente crediteuren. Aan deze klasse is voldoening van 20% van de vordering aangeboden. Alle klassen hebben met voldoende meerderheid voor het akkoord gestemd. Het Pensioenfonds heeft tegen het akkoord gestemd en verweer gevoerd tegen het homologatieverzoek. Het pensioenfonds heeft betoogd dat de WHOA zich niet uitstrekt tot vorderingen voor pensioenpremies, vanwege hetgeen bepaald is in artikel 369 lid 4 Faillissementswet.

Aldus rees de rechtsvraag of de WHOA van toepassing is op pensioenpremies. Is er hier sprake van rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten? De rechtbank heeft deze vraag voorgelegd aan de Hoge Raad.

Rechten van werknemers voortvloeiend uit arbeidsovereenkomsten?

De Hoge Raad bespreekt kort de totstandkomingsgeschiedenis van de wettelijke bepaling. Op grond hiervan komt de Hoge Raad tot de conclusie dat met rechten van de werknemers in de zin van artikel 369 lid 4 Faillissementswet niets anders is bedoeld dan met verplichtingen van de schuldenaar jegens zijn werknemers.

Verder wijst de Hoge Raad er op dat een pensioenovereenkomst, ingevolge artikel 1 Pensioenwet, hetgeen is wat tussen een werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. In de memorie van toelichting bij die wet is opgemerkt dat het voor de rechten en plichten over en weer tussen werkgever en werknemer niet uitmaakt of zij het pensioen feitelijk zelf overeenkomen of dat de hen vertegenwoordigende organisaties dat doen. Daarom neemt de Hoge Raad als uitgangspunt dat, ook bij deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op basis van een verplichtstelling, een pensioenovereenkomst geldt tussen een werknemer en een werkgever.

Pensioen is een arbeidsvoorwaarde en maakt deel uit van de arbeidsverhouding

De Hoge Raad vervolgt:

“Pensioen is een arbeidsvoorwaarde en als zodanig maakt de pensioenovereenkomst deel uit van de arbeidsverhouding tussen de werknemer en de werkgever. Uit het voorgaande volgt dat de rechten en verplichtingen van de werknemer en de werkgever die over en weer voortvloeien uit de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op grond van de Wet Bpf 2000, moeten worden aangemerkt als rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst.”

Verder wijst de Hoge Raad op de driehoeksverhouding die bestaat tussen de werknemer, de werkgever en de pensioenuitvoerder (zoals een bedrijfstakpensioenfonds). In deze verhouding is de werkgever ook jegens de werknemer verplicht om aan de pensioenuitvoerder te betalen.

Vorderingen voor achterstallige premies pensioenfonds vallen buiten bereik WHOA

De Hoge Raad overweegt dat het betrekken van vorderingen van een pensioenfonds voor achterstallige premies in een WHOA akkoord afbreuk zou doen aan het daarmee corresponderende recht van de werknemer jegens de werkgever. Ook zou dit de pensioenopbouw van werknemers in gevaar kunnen brengen. Dit zou niet stroken met de bedoeling van de wetgever, aldus de Hoge Raad.

De Hoge Raad komt daarom tot de conclusie dat de WHOA regeling niet van toepassing is op een vordering voor achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds, en dat die vordering niet kan worden betrokken in een onderhands akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Faillissementswet.

Afkoelingsperiode WHOA kan zich niet uitstrekken tot de rechten van werknemers

Een afkoelingsperiode is – kort gezegd – een periode waarin schuldeisers geen verhaal kunnen nemen op goederen van de schuldenaar (tenzij daarvoor een machtiging door de rechtbank is afgegeven). Ook wordt tijdens de afkoelingsperiode een door een schuldeiser jegens de schuldenaar ingediend verzoek tot faillietverklaring geschorst. De schuldenaar die een WHOA traject is gestart (of de herstructureringsdeskundige) kan de rechtbank verzoeken om een afkoelingsperiode af te kondigen (artikel 376 Faillissementswet). In de praktijk wordt relatief vaak verzocht om afkondiging van een afkoelingsperiode.

Kan de afkoelingsperiode zich uitstrekken tot pensioenpremies?

De Hoge Raad heeft in het besproken arrest nog opgemerkt dat een door de rechter afgekondigde afkoelingsperiode zich op grond van artikel 369 lid 4 Faillissementswet niet kan uitstrekken tot de rechten van werknemers. De afkoelingsperiode kan zich daarom ook niet uitstrekken tot vorderingen van een bedrijfstakpensioenfonds voor pensioenpremies, aldus de Hoge Raad.

Aldus blijkt dat, ook als een afkoelingsperiode in het kader van de WHOA is afgekondigd, pensioenfondsen kunnen doorgaan met het treffen van incassomaatregelen tegen de schuldenaar, waaronder het nemen van verhaal en het aanvragen van het faillissement.

Sanering schulden aan pensioenfondsen voor achterstallige pensioenpremies niet mogelijk

Het oordeel van de Hoge Raad lijkt mij terecht. Het was de bedoeling van de wetgever dat de positie van werknemers niet kan worden aangetast door de WHOA en daar past dan ook bij dat pensioenaanspraken onaangetast blijven.

Uiteraard kan het feit dat de schulden aan het pensioenfonds niet kunnen worden gesaneerd door middel van een WHOA akkoord voor een schuldenaar een reden zijn om toch maar te kiezen voor een eigen aangifte tot faillietverklaring.

Op zoek naar advocaat omtrent WHOA akkoord in Rotterdam?

Aldus heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat vorderingen betreffende achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen buiten het bereik van de WHOA vallen. Indien u juridische bijstand nodig heeft bij het aanbieden van een akkoord op grond van de WHOA of indien u als schuldeiser bezwaar wenst te maken tegen het akkoord kunt u contact opnemen met Peter de Graaf of met een van onze andere specialisten op het gebied van insolventierecht.