Over de Auteurs: Ben van Nieuwaal

< terug naar overzicht

Het einde van het jaar nadert met rasse schreden en veel mensen maken zich weer op voor onder andere Oudejaarsavond. Nog steeds een moment waarop veel mensen traditiegetrouw vuurwerk afsteken.

 

De afgelopen tijd staan er in Nederland de nodige ‘tradities’ ter discussie. Naast het wel of niet opvoeren van (wilde) dieren tijdens een circusvoorstelling of het meedoen van zwarte pieten tijdens de intocht van Sinterklaas, staat bijvoorbeeld ook het afsteken van vuurwerk landelijk ter discussie. Lokaal worden dergelijke discussies ook gevoerd en wordt van gemeentebesturen verlangd om daarin een standpunt te bepalen.

In een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter werd de vraag beantwoord of een college van burgemeester en wethouders een gebied mag aanwijzen binnen de gemeente waar geen vuurwerk mag worden afgestoken.

Bezwaar tegen verbod

Centraal stond een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum waarbij een verbod is afgekondigd om in de periode van 31 december 18.00 uur tot 1 januari 2.00 uur in een deel van het centrum van Hilversum rond de jaarwisseling consumentenvuurwerk af te steken. Een aantal vuurwerkhandelaren waren het met dit verbod niet eens en hebben tegen dit besluit bezwaar, beroep en vervolgens hoger beroep aangetekend. De vuurwerkhandelaren vreesden omzetverlies door een terugloop in de verkoop van consumentenvuurwerk als gevolg van het verbod. In hoger beroep was het aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) om als hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, te oordelen over de toelaatbaarheid van het verbod.

 

Wie is bevoegd

Een belangrijk geschilpunt in de procedure betrof het antwoord op de vraag of het niet de burgemeester is, in plaats van het college van burgemeester en wethouders, die een dergelijk vuurwerkverbod zou kunnen afkondigen. Dit lijkt op het eerste gezicht wellicht een theoretische discussie, echter, de onderlinge bevoegdheidsverdeling binnen bijvoorbeeld een gemeente is een belangrijke zaak. Voorkomen moet immers worden dat ‘men’ zich gaat bemoeien met ‘andermans zaken’.

De Afdeling oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is tot het instellen van het vuurwerkverbod. Met de aanwijzing van het gebied waar geen vuurwerk mag worden afgestoken wordt – zo stelt de Afdeling – geen invulling gegeven aan het begrip ‘handhaving van de openbare orde’ ten aanzien waarvan de burgemeester exclusief bevoegd is. De Afdeling oordeelt dat met het afkondigen van het verbod sprake is van het stellen van nadere regels op het terrein van de openbare orde en dat betreft een bevoegdheid die het college van burgemeester en wethouders ook heeft. Ten aanzien van de stelling namens de vuurwerkhandelaren dat het verbod in strijd is met het Vuurwerkbesluit, oordeelt de Afdeling dat het Vuurwerkbesluit niet uitputtend regels stelt met betrekking tot het afsteken van vuurwerk. Ook de door de vuurwerkhandelaren gevreesde omzetschade brengt de Afdeling niet op andere gedachten. Dit belang dient dan wel in de beoordeling te worden betrokken, maar is volgens de Afdeling niet zodanig dat het college van burgemeesters en wethouders daaraan doorslaggevend gewicht diende toe te kennen ten opzichte van het voorkomen van gevaar en overlast voor winkelend en uitgaand publiek, bewoners en ondernemers in het aangewezen gebied.

Slotsom is dat het vuurwerkverbod van het college van burgemeester en wethouders stand houdt.

 

Informatie

Mocht u naar aanleiding van deze bijdrage nog vragen of opmerkingen hebben, dan kunt u altijd contact opnemen met Ben van Nieuwaal, advocaat en gespecialiseerd in bestuursrecht.

 

Categorieën: berichten, nieuwsLabel: