In het contractenrecht staat centraal dat afspraken moeten worden nagekomen (in het Latijn: pacta sunt servanda). Indien in de nakoming van een afspraak toerekenbaar tekort wordt geschoten, dan riskeert de tekortschietende partij aansprakelijkheid voor de schade die daarvan het gevolg is. Echter, in de praktijk kunnen er zich zodanige omstandigheden voordoen, dat ongewijzigde instandhouding van een overeenkomst onredelijk is. Op grond van de wet (artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek) heeft de rechter de mogelijkheid om op verlangen van één der partijen de gevolgen van een overeenkomst te wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Sprake zal dan moeten zijn van onvoorziene omstandigheden. Deze onvoorziene omstandigheden dienen dan ook van zodanige aard te zijn, dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. De rechter is bij de toepassing van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden terughoudend. Uitgangspunt is en blijft dat een overeenkomst dient te worden nagekomen.
Een branche waar zich bij uitstek discussies over onvoorziene omstandigheden (kunnen) voordoen, is de projectontwikkeling. Niet zelden is projectontwikkeling een kwestie van lange adem. Vanaf het moment van planvorming, ambtelijk overleg en contractvorming tot uiteindelijk realisatie van een bouwplan (het project), kunnen er zich diverse omstandigheden voordoen die door één der partijen als onvoorzien worden aangemerkt. Daarmee is dan niet gezegd dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst ook onredelijk is.
Een beroep op onvoorziene omstandigheden werd gehonoreerd door de rechtbank Gelderland in een op 15 augustus 2014 gepubliceerde uitspraak. In deze uitspraak werd een beroep op de gevolgen van bevolkingskrimp voor woningbouw en hetgeen daarover in regionaal verband was besloten (kort gezegd: terugbrengen van het aantal nieuw te bouwen woningen), door de rechtbank aangemerkt als onvoorziene omstandigheid op grond waarvan ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mocht worden verwacht. De gemeente Bronckhorst bleek met een projectontwikkelaar een samenwerkingsovereenkomst te hebben gesloten voor de bouw van 27 nieuwbouwwoningen. Na het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst werd in regionaal verband, met gebruikmaking van een provinciaal beleidsinstrument, besloten tot het terugbrengen van het aantal nieuw te bouwen woningen. Dit was reden voor de gemeente Bronckhorst om te weigeren mee te werken aan het in procedure brengen van een ontwerp bestemmingsplan voor de bouw van de 27 nieuwbouwwoningen. De rechtbank volgde daarbij de gemeente in het betoog dat sprake was van een ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst onvoorziene omstandigheid, die het verlenen van medewerking aan het planologisch inpassen van de 27 nieuwbouwwoningen in de weg stond.
Toepassing van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden is niet beperkt tot de projectontwikkeling, maar kan op iedere overeenkomst van toepassing zijn. Het verschaft een contractspartij een wettelijke mogelijkheid om een overeenkomst te wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk te ontbinden en kan voorts aansprakelijkheid voor schade als gevolg van toerekenbaar tekortschieten beperken of zelfs voorkomen.
Informatie
Hebt u vragen over dit artikel, dan kunt u contact opnemen met Ben van Nieuwaal.