De werkgever heeft op grond van artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) voorafgaande toestemming nodig van het UWV WERKbedrijf (UWV) om de arbeidsverhouding te kunnen opzeggen. Een arbeidsverhouding in de zin van het BBA is de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer.
Artikel 1 sub b onder 2 van het BBA geeft een definitie van het begrip werknemer. Daaronder wordt onder meer verstaan: “degene die persoonlijk arbeid verricht voor een ander, tenzij hij dergelijke arbeid in de regel voor meer dan twee anderen verricht of hij zich door meer dan twee andere personen, niet zijnde zijn echtgenoot of geregistreerde partner of bij hem inwonende bloedverwanten of aanverwanten of pleegkinderen, laat bijstaan (…)”.
In een zaak die voorlag aan het Gerechtshof Amsterdam[1]deed zich de vraag voor of er sprake was van het begrip werknemer. De feiten die aanleiding gaven tot deze zaak waren als volgt. In 2005 heeft Epafras aan X opdracht gegeven tot het vervaardigen van een blad dat door Epafras wordt uitgebracht. In 2010 heeft Epafras de relatie met X beëindigd. X stelt zich op het standpunt dat de relatie tussen hem en Epafras een arbeidsverhouding is in de zin van het BBA en dat Epafras voor deze beëindiging dus toestemming had moeten vragen aan het UWV. De kantonrechter bepaalde dat er geen sprake was van een BBA-werknemer, nu X zich bij de werkzaamheden liet bijstaan door meer dan twee anderen.
X stelde zich in hoger beroep op het standpunt dat hij bij de eindredactie van het blad niet werd bijgestaan door anderen, dus dat hij werknemer is in de zin van het BBA. Het Hof oordeelde dat de opdracht die aan X was verstrekt, inhield het vervaardigen van het blad en dat de werkzaamheden daarmee meer omvattend waren dan het doen van de eindredactie. Het gaat dus om de vraag of X zich ten aanzien van het volledige product heeft laten bijstaan door meer dan 2 anderen. Dit was het geval, nu X werd bijgestaan door 5 anderen. Eén van hen werd door X betaald ‘uit eigen zak’ en de rest verrichtte de werkzaamheden kosteloos. X stelde dat er alleen sprake kan zijn van ‘bijstaan’ in de zin van het BBA indien de betrokkenen voor hun werkzaamheden worden betaald. Het Hof heeft geoordeeld dat dit niet blijkt uit de tekst van het artikel en evenmin uit de ratio ervan. Tot slot heeft X nog aangevoerd dat een aantal van de 5 personen niet door hemzelf was verzocht om bijdragen te leveren, maar door Epafras. Ook dat vond het Hof geen reden om X als werknemer aan te merken.
Op grond van het bovenstaande komt het Hof tot het oordeel dat X geen werknemer is in de zin van het BBA.
Informatie
Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op nummer 010 – 209 27 77 of via info@lvh-advocaten.nl.