Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

Indien een schuldeiser beslag legt op het inkomen van een schuldenaar, dient een deel van het inkomen buiten het beslag te vallen, de zogenaamde beslagvrije voet. De hoogte van de beslagvrije voet is afhankelijk van de situatie van de schuldenaar, maar komt neer op ongeveer 90% van de bijstandsnorm. De beslagvrije voet geldt voor periodieke inkomsten, waaronder loon, uitkering op grond van sociale zekerheidswetten, pensioen, lijfrente en levensverzekeringen. Uitsluitend dat deel van het inkomen dat boven de beslagvrije voet uitkomt, valt onder het beslag.

 

Er werd door rechters verschillend geoordeeld over de vraag of het eenmalig uitgekeerde loon al dan niet onder de beslagvrije voet valt. Deze situatie doet zich voor indien de hoogte van het inkomen maandelijks lager is dan de beslagvrije voet. Er blijft dan geen bedrag over waarop beslag kan worden gelegd. In de maand dat het vakantiegeld wordt uitgekeerd, komt het inkomen in die betreffende maand echter ineens boven de norm uit.

De Hoge Raad heeft op 31 oktober jl. geoordeeld dat gezien het karakter van het vakantiegeld, het feit dat de aanspraak op vakantiegeld per maand wordt opgebouwd en de strekking van de beslagvrije voet om het bestaansminimum te waarborgen, de jaarlijkse uitkering van het vakantiegeld op één lijn dient te worden gesteld met een nabetaling van de maandelijkse bedragen.

Dit betekent dat het eenmalig uitgekeerde vakantiegeld moet worden teruggebracht naar maandelijkse bedragen. Indien het inkomen in een maand inclusief vakantiegeld beneden de beslagvrije voet blijft, kan op het vakantiegeld over die maand geen beslag worden gelegd. Enkel het eventuele deel dat in die maand boven de beslagvrije voet uitkomt, mag onder het beslag vallen.

 

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op nummer 010 – 209 27 77 of via info@lvh-advocaten.nl.

 

Categorieën: berichten, nieuws