Over de Auteurs: Peter de Graaf

< terug naar overzicht

Onlangs heeft de rechtbank Rotterdam een bestuursverbod opgelegd aan een bestuurder van een B.V. Er zijn nog maar weinig uitspraken waarin een bestuursverbod is opgelegd bekend. Daarom is het nuttig om te bekijken hoe de rechtbank hierover heeft geoordeeld.

 

Wat is het bestuursverbod?

Een bestuurder aan wie een bestuursverbod is opgelegd kan gedurende vijf jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, of zoveel korter als in de uitspraak is bepaald, niet tot bestuurder of commissaris van een rechtspersoon (zoals B.V., N.V., vereniging en stichting) worden benoemd. Als er desondanks een benoeming plaatsvindt is deze nietig.

Het bestuursverbod kan bij de rechtbank gevorderd worden door de faillissementscurator of het Openbaar Ministerie als tijdens of in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement zich bepaalde omstandigheden hebben voorgedaan. Deze omstandigheden zijn onder meer (a) als onbehoorlijk bestuur in de zin van art. 2:138 of 2:248 BW vaststaat bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak en (b) indien de bestuurder is tekortgeschoten in zijn informatie- en medewerkingsplicht jegens de curator. Een bestuursverbod kan ook worden opgelegd in het geval (c) is meegewerkt door de bestuurder aan schuldeisers benadelende handelingen (faillissementspauliana) of (d) indien een fiscale vergrijpboete is opgelegd.

Het bestuursverbod is geregeld in de artikel 106a t/m 106e van de Faillissementswet. Het is een civielrechtelijk middel om faillissementsfraude te bestrijden.

 

Procedure over onbehoorlijk bestuur en bestuursverbod

Een faillissementscurator van een B.V. heeft de bestuurder aansprakelijk gesteld voor aanzuivering van het boedeltekort op grond van onbehoorlijk bestuur (art. 2:248 BW). Er is door de curator een procedure opgestart, waarin naast de aanzuivering van het boedeltekort een bestuursverbod voor een periode van vijf jaar is gevorderd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat jaarrekeningen te laat of niet zijn gedeponeerd, waardoor onbehoorlijk bestuur vaststaat. Het verweer van de bestuurder dat onbehoorlijk bestuur niet een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest om reden dat het faillissement zou zijn veroorzaakt door ‘de wereldwijde crisis’ is door de rechtbank niet gehonoreerd. De rechtbank is van oordeel dat de bestuurder aansprakelijk is.

 

Uitspraak rechtbank over bestuursverbod

Ook in het kader van het oordeel over het bestuursverbod is van belang de vaststelling dat vanwege onbehoorlijk bestuur de bestuurder aansprakelijk is voor het faillissementstekort. Verder is de rechtbank van oordeel dat de bestuurder is tekortgeschoten in zijn informatie- en medewerkingsplicht richting de curator. De bestuurder had namelijk niet meegewerkt aan het inzage geven van de curator in de digitale administratie (in de cloud) van de B.V.

Aldus is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor onder a en b genoemde omstandigheden zich voordoen en wordt een bestuursverbod opgelegd. Het bestuursverbod zal pas in werking treden vanaf het moment dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan (oftewel vanaf het moment dat geen rechtsmiddel meer kan worden ingesteld tegen de uitspraak).

De rechtbank wijst het bestuursverbod niet toe voor de gevorderde periode van vijf jaar, maar voor een periode van twee jaar. De rechtbank acht de schending van de informatieverplichting weliswaar ernstig, maar beperkt in duur en omvang. Verder merkt de rechtbank op dat bestuurdersaansprakelijkheid vooral is gebaseerd op de publicatieplicht en omdat de bestuurder niet aannemelijk heeft kunnen maken dat er andere belangrijke oorzaken van het faillissement zijn dan deze onbehoorlijke taakvervulling.

 

Problemen regeling bestuursverbod

De regeling omtrent het bestuursverbod is kritisch ontvangen. Zo is opgemerkt dat het de voornaamste taak van de curator is om het vermogen van de gefailleerde te gelde te maken. Daarmee valt dan niet te rijmen dat door de curator tijd (en daarmee geld) moet worden besteed aan het vorderen van een bestuursverbod. Het instellen van een dergelijke vordering levert de boedel immers geen gelden op.

Verder is opmerkelijk dat het bestuursverbod pas in werking treedt nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Praktisch gezien betekent dit dat de bestuurder zelf de werking van het bestuursverbod kan uitstellen door hoger beroep in te stellen (en tijd te rekken).

In de besproken zaak is geoordeeld dat het bestuursverbod behelst dat de bestuurder gedurende een periode van twee jaar niet kan optreden als bestuurder of feitelijk beleidsbepaler van een rechtspersoon. Deze uitspraak kan uiteraard niet voorkomen dat de bestuurder toch als feitelijk leidinggevende bij een rechtspersoon gaat optreden. De wet biedt overigens wel de mogelijkheid om de naleving van de uitspraak te verzekeren met het opleggen van een dwangsom, maar dat was kennelijk in deze zaak niet gevorderd.

De besproken uitspraak is hier te vinden.

 

Categorieën: berichten, nieuwsLabel: