Over de Auteurs: LVH Advocaten

< terug naar overzicht

De basis van een franchiserelatie is de franchiseovereenkomst. Hierin zijn de rechten en verplichtingen tussen franchisegever en franchisenemer vastgelegd. In een langdurige franchiserelatie is het niet onaannemelijk dat franchisegever bij het voortzetten van de franchiserelatie een nieuwe franchiseovereenkomst aan franchisenemer wilt voorleggen, omdat de huidige franchiseovereenkomst bijvoorbeeld gedateerd is dan wel onvoldoende aansluit op de praktijk.

 

Maar wat gebeurt er in het geval een franchisenemer niet kan instemmen met de inhoud van de nieuwe franchiseovereenkomst, omdat deze een verslechtering betekent van zijn rechtspositie ten opzichte van franchisegever? Is franchisegever in een dergelijke situatie gerechtigd de franchiserelatie met de betreffende franchisenemer te beëindigen?

Op 8 augustus 2017 is een vonnis in kort geding gepubliceerd waarbij de rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat de afwijzing van een nieuwe franchiseovereenkomst door franchisenemer geen grond is voor opzegging door franchisegever.

 

Waar ging deze kwestie over?

Op 1 december 1997 heeft franchisenemer met franchisegever een franchiseovereenkomst gesloten, op grond waarvan aan franchisenemer het recht is verleend om als zelfstandig ondernemer een snackbar te drijven overeenkomstig het Bram Ladage-systeem. Vanwege het feit dat franchisenemer weigerde met een nieuwe franchiseovereenkomst in te stemmen, heeft franchisegever bij brief van 29 november 2016 de franchiseovereenkomst tegen 31 december 2017 opgezegd, omdat naar haar mening in redelijkheid niet van haar kon worden verlangd de franchiseovereenkomst na expiratiedatum te laten voortduren. Franchisenemer kon zich kennelijk niet verenigen met de opzegging waardoor hij een kort geding heeft aangespannen teneinde nakoming van de franchiseovereenkomst na expiratiedatum te vorderen.

 

Oordeel Rechtbank

De rechtbank oordeelde dat het nastreven van uniformiteit in alle franchiseovereenkomsten op zichzelf geen rechtvaardiging voor een opzegging is. Franchisegever is contractueel weliswaar verplicht om in gelijke gevallen gelijke voorwaarden te hanteren, maar naar het oordeel van de rechtbank brengt dat niet mee dat franchisenemer zonder meer gehouden is om in te stemmen met aanpassing van zijn franchiseovereenkomst. Op grond van de geldende franchiseovereenkomst heeft franchisegever weliswaar het recht om wijzigingen daarin aan te brengen, maar alleen indien een daadwerkelijke wijziging in het systeem dit in redelijkheid rechtvaardigt. Dat daarvan sprake is – naar het oordeel van de rechtbank – onvoldoende door franchisegever onderbouwd ten gevolge waarvan de opzegging geen doel treft.

 

Conclusie

Dit vonnis in kort geding laat zien dat een franchisegever wijzigingen in de franchiseovereenkomst niet altijd gewoonweg kan doorvoeren. Ook niet op het moment dat partijen een nieuwe franchiseovereenkomst dienen te sluiten. Een en ander is namelijk afhankelijk wat hetgeen partijen voor aanvang van de franchiserelatie in de franchiseovereenkomst hebben vastgelegd. In het geval in de franchiseovereenkomst van franchisenemer was bepaald dat de franchiserelatie enkel zal worden verlengd indien franchisenemer instemt met de inhoud van de opvolgende franchiseovereenkomst had franchisegever wel de franchiseovereenkomst kunnen beëindigen. Dit vonnis maakt weer eens duidelijk dat het belangrijk is e.e.a. goed schriftelijk overeen te komen.

Informatie

Hebt u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op telefoonnummer 010 – 209 27 77 of per e-mail info@lvh-advocaten.nl.